DE LEBBENBRUG.

van de Woltbeke" (bij Laren) een hof te Mingvelt ten Zutphenschen leen met torve, twijge aller nothemen slacht en de toebehoren"; het was een dienstmansgoet „met enen peerde te verkeergewaden".

Achter Menkveld wordt de breede heirweg al hooger en gaat droomend verder door een plechtig boschlandschap, waar de mastbosschen suizen en de torentjes der jeneverstruiken de schrale golvingen kronen. Verweg steekt Barchems torentje zijn spits uit het geboomte en daarachter rijzen de heuvels op.

De weg naar Zutphen slaat achter Menkveld links af en kronkelt ten noorden van de Wierze langs, den Wildenborch voorbij, door 't groote Vordensche veld en zoo verder. Wie den grintweg van Barchem naar Ruurlo gaat, ziet midden door een heuvelig hei- en dennenlandschap een breede, zanderige, woeste heirbaan loopen. Dat is de oude Hessenweg, eens vol leven en verkeer, nu vervallen en verlaten. Links, aan den Ruurloschen kant, verheft zich een zandige met bosch begroeide hoogte, door het landvolk „den ouden god" genoemd. Men heeft hier veel Germaansche urnen gevonden, 't Was dus een heidensche offerplaats, aan Wodan of Donar gewijd. In den tijd van Karei den Grooten werd zij verlaten en ginds, waar het woud gerooid werd (Ruurlo = Roderlo = ontgonnen woud), verrees het houten kerkje van den nieuwen god, Jezus Christus en het klokgelui verdreef de booze geesten. Immers de oude goden waren niet dood, alleen maar verlaten, en ze spookten nog rond. Als de reiziger tegen den avond

over den eenzamen heirweg toog, zag hij misschien in de schemering de schim van den ouden god met zijn rossigen baard, die met zijn ééne oog grimmig staarde naar het Zuiden, waar het avondklokje luidde, dat den vrede verkondigde door Hem, die stierf aan een kruis.

We staan op de Lebbenbrug met haar grauwbemoste bogen, waaronder de breede Slinge haar water voortstuwt, om zich verder met schoone bochten, door heerlijke houtpartijen overschaduwd, te verliezen in het bosch. De stroom bruist tegen den zwaren middelpijler, die al eeuwen trotseerde. Zooals dat water voorstroomt, jaar in en jaar uit, al maar van boven af, al maar benedenwaarts heen, zoo trokken de menschengeslachten over deze brug, eeuw in en eeuw uit. Men wil, dat Maurits hier overtoog met een leger of Frederik Hendrik. De overlevering vertelt, dat de roofzuchtige krijgsknechten van den Munsterschen bisschop Bernard van Galen in 1665 of 1672 een hunner strooptochten hadden uitgestrekt tot Ruurlo en veel vee hadden weggedreven. Toen wekten de boeren elkaar op, om ze te achtervolgen; er was nog kans, want — zeiden ze — „ze zijn nog niet over de Lebbenbrugge". Dat zijn enkele flauwe geruchten uit een ver verleden. Alle andere geluiden zijn verstorven. Als een lange zwijgende processie ziet onze verbeelding ze voorbijtrekken over deze brug, al die passanten van eeuwen her, en weer verdwijnen in den nacht der tijden. Borculo. H. W. Heuvel.

In de Lebbenbrug. Gezicht naar de opkamer.

(Foto B. Jb Hoetink, Warnsveld).