350

DE HOLLANDSCHE REVUE

burgers. Voorts kwamen daar dan nog aan te pas: de hooge belastingen; het tekort op de begrooting; de stabiliteit van den gulden... ja, wat niet al meer!

Allemaal naar aanleiding van dat verschebroodje-vóór-tienen. Want, vergis U niet: oübakken brood is een symbool, is h e t symbool voor Holland. Wij worden gevoerd met Marxistische knipbrooden van voor-vóór-eergisteren; wij moeten 's avonds de winkels sluiten; wij mogen niet werken wanneer het ons lust; wij mogen ons — zie Amsterdam — niet amuseeren al naar het ons gevalt, al hinderen wij er niemand meê; wij mogen dit niet en wij mogen dat niet. Alleen mogen wij

veel, heel veel belasting betalen „naar

draagkracht"! Hetgeen wil zeggen dat één strootje méér den rug van den ezel zou breken.

Die bakker zal wel veroordeeld worden. Als zijn ambtgenoot ten tijde van Josef. En per slot van rekening komt dat er ook niet zooveel op aan. Die paar gulden boete...

Maar wat ik erger en ergerlijker vind, is de schijnbare onmacht van het krantenlezend publiek om zich af te vragen: „wat staat daar? En welke zijn de consequentiën er van?"... en de niet twijfelachtige angst en tegenzin der dagbladen om te zeggen wat zij denken.

Welnu, ik heb dit laatste niet, hier is mijne meening:

Al z o u in alle landen ter wereld een dergelijke wet bestaan — des neen! — dan vind ik het knechten van den vrijen arbeid, zooals dit tegenwoordig in Nederland wordt gedaan, bijna even idioot-belachelijk als het noodlottig is.

Men werpe mij niet tegen dat die bakkerijverordening „al zoo lang bestaat"... Des te eerder behoort zij, behooren al dergelijke obstacles tegen de vrije beroeps-uitoefening uit den weg te worden geruimd.

Nachtwerk van bakkers-knechts? Ja,... er zijn méér onprettige baantjes. De morgenbladen worden toch ook niet verboden omdat de redacteurs en drukkers...?

Welnu dan: waarom wordt den bakker verboden, wat den couranten-man toegestaan is?

K. W.

EEN PRAATJE OVER... BELASTINGEN.

Wij zaten in Singapore, „onder een splitje", en praatten over... belastingen.

Een mijner vrienden had zijn zaken op Java aan kant gedaan en ging in Monaco wonen...: „Omdat daar geene inkomstenbelasting is!" zei hij.

Hij was dan al bizonder bitter.

— Men jaagt, zei mijn zegsman, in Ned. Indië niet alleen het Kapitaal weg, of schrikt het af; men belemmert, ja verlamt, door de tot het uiterste gedreven fiscale maatregelen niet alleen den Handel, maar men doodt óók Werklust en Energie. („En in Nederland eveneens, ja nog erger!" zei een pas „uitgekomene".)

Het is een praatje, dat: „ik wou dat ik nog twee maal zooveel inkomsten-belasting moest betalen; dan had ik ook twee maal meer verdiend ook!"... en het kan er nauwelijks als grap meê door.

Want het is niet waar! De man wiens kennis en energie werk verschaften aan honderden — (die elk op hunne beurt door hunne bijdragen de staathuishouding hielpen in stand houden) — scheidt er onder de gegeven omstandigheden uit zoodra hij maar even kan!

Omdat hij weigert den Fiscus voor meer dan 50 % te laten prof iteeren van zijne werkkracht; omdat hij, s. v. v., het verd... te ploeteren ten bate van nonvaleurs: dieven, verkwisters, monomanen, present-kaasjes (adellijke en niet-adellijke) en dilettanten.

Hij scheidt er dus uit; hij sluit zijne zaak; de vijfhonderd werklui en hunne twee of drieduizend familie-leden: vrouwen en kinderen, staan op straat, moeten maar weer opnieuw werk en brood trachten te vinden. Ja, die... èn belasting-penningen!

Aldus mijn gast. En hij vervolgde:

Kan men het dien werkgever kwalijk nemen ? Ik meen van niet!

Per slot van rekening bezit ieder onzer een zeker kapitaal aan levenskracht, en het gaat daarmee als met auto-banden: hoe sneller de pace, hoe spoediger versleten, in opklimmende reeks. Indien dus zeker individu, om een