Mengelwerk.

De knaap antwoordde : „ Om te beproeven of ze wel opmerkzaam er naar geluisterd hebben."

„Nu slaat ge den bal mis," vervolgde de onderwijzer.

„ Vooreerst is die proef nutteloos, omdat allen wel opmerkzaam genoeg zullen zijn, dewijl ze er zoo veel van kouden. Ten anderen zou deze proef niet te vertrouwen zijn; want al weten jonge kinderen zeer goed wat bun verteld is, toch kunnen ze het soms niet goed uitdrukken, dewijl ze nog te onbedreven zijn in het spreken. Juist daarom is dat wedervertellen recht nuttig. Zij leeren daardoor zich beter uit te drukken; en schieten hunne krachten te kort er in , dan kan men hen helpen om 't beter te leeren doen. Bij het geven van antwoorden op andere vragen bij de verschillende leervakken ondervindt men ook meermalen , dat ze de zaak wèl begrijpen, doch ze niet goed weten te zeggen. Men heeft dan ook gelegenheid, hen beter te leeren spreken. Weet ge mij nu ook te zeggen, waarom zij zoo gebrekkig spreken?"

„ Komt het ook doordien zij nog slechts weinig woorden genoegzaam verstaan?" vroeg de knaap.

„ Zoo is het juist," was 't antwoord , „ en daarom moet men bij alle gelegenheden , in het spreken, in het lezen , enz. er zich op toeleggen, hun de beteekenis van alle woorden duidelijk te maken en hen aan te moedigen om te vragen naar elk woord, dat ze niet volkomen verstaan en begrijpen. Als men zoo hun woord- en zaakkennis vermeerdert , zullen ze allengs beter hunne gedachten weten te kennen te geven. Zeg mij nu eens, waarom ze dit zoo vroeg mogelijk moeten leeren?"

„Omdat ze er dagelijks behoefte aan hebben bij het leeren en ook in den omgang met anderen," was het antwoord.

„ Dit niet alleen ," vervolgde de onderwijzer, „ maar voor