526

Mengelwerk.

deel, terwijl ook mijne leerlingen zich dankbaar er over verheugden en somtijds zeiden, dat zij blij waren dit van Mijnheer den inspecteur te hebben geleerd.

„ Wat dunkt u hiervan? Bracht hij alzoo het goede niet uit de eene tot de andere school op eene voortreffelijke wijze over? Zou 't niet wenschelijk zijn, dat zulks meermalen plaats had?"

„ Dit moet ik toestemmen," antwoordde L. „ Doch alle inspecteurs zijn niet zóó theoretisch en practisch bedreven, dat ze bij voorkomende gelegenheden zoo maar zelf de „ hand aan den ploeg" durven en kunnen slaan."

„Meestal zijn ze beter bekend met de theorie dan met de practijk," hernam T. „Daarom begrijpt men hunne wenken somtijds slechts gebrekkig, want „practica est multiplex" is vooral in ons vak van toepassing."

„ Zulke in de practijk onbedreven inspecteurs behoort men niet aan te stellen," vervolgde V.; want ze zijn vooï hunne taak niet goed berekend, evenmin als een architect, die nooit de zaag, de schaaf enz. gehanteerd heeft."

„ Mij dunkt evenwel, dat het ongunstig op de leerlingen zal werken, wanneer ze zien, dat men hun onderwijzer zoo bet werk uit de handen neemt om 't hun beter te leeren doen," merkte ï. aan."

„ Daarin zie ik geen groot bezwaar," hernam V. „ Wel is waar koesteren de kinderen gewoonlijk een hoog denkbeeld van des onderwijzers volkomenheid, kennis en bekwaamheid; doch overdreven behoeft dit denkbeeld eigenlijk niet te zijn; want dan zou de onderwijzer heden ook niet mogen veranderen en verbeteren, wat hij gisteren of vroeger heeft ingesteld. En toch meen ik, dat hij dit vrij mag doen, opdat de leerlingen zien, dat hij steeds het beste voor ben zoekt en dus de volmaaktheid nog niet geheel bereikt heeft, maar er naar streeft. Zij zullen hem daarom niet te minder»