Mengelwerk.

behoorden, die hem steunden door grooten ijver, veel kennis en rijke ervaring.

In 1834 werd Delprat, toen de waardigeMesschaert in het jaar 1833 voor het geweld der toen heersehende ziekte was bezweken, tot schoolopziener benoemd.

Veel achting droeg hij hem toe, wiens werk hij zou voortzetten en die door hem werd geschetst als een man vol warmen en verstandigen ijver, krachtig van gesst en toch zachtzinnig van gemoed, vurig voorstander van wat waar en heilig heeten mocht, schander en helder van oordeel van veel wetenschap en onbegrensde waarheidsliefde, als èen man, wien het onmogelijk was te naderen, zonder uit den dampkring, waarin hij zich bewoog en ademde, gezonde levenslucht voor eigen wil en oordeelskracht op te zamelen. Ziet, M. H. een man, die zoo lezen kon in de ziel van een ander, die zoo in enkele trekken een karakter wist te teekenen, kon het niet aan menschenkennis ontbreken en waar zoo de voortreffelijke eigenschappen werden vermeld, als een warme hulde aan zijne nagedachtenis gewijd, bij dien moesten de kiemen aanwezig zijn om zelf voort te brengen wat anderen schoons en edels te aanschouwen gaven. Het streven om als Messchaert's opvolger hem waard te zijn, was Delprat heilig. Als schoolopziener had hij hem leeren kennen, waardeeren, hoogschatten en bewonderen zelfs. Niets natuurlijker alzoo, dan dat hij van hem datgene overnam waardoor deze zich als goede schoolautoriteit had gekenmerkt en inzonderheid de richting te volgen, waarin M. de vergelijkende examens had bestuurd, stelde hij zich tot plicht.

Gesteund door mannen als P. K. Görlitz en M. Gouka , kon het niet anders, of degelijkheid moest in dien tijd een der kenmerken van de vergelijkende examens in het 8ste district van Zuidholland zijn; te meer daar vele leden der Plaatselijke Schoolcommissie hem krachtig ter zijde stonden en met