MENGELWERK.

G. II. M. DEL PRAT

ALS OPVOEDKUNDIGE BESCHOUWD,

DOOB

J. DEN BROEDER.

{Vervolg van, bladz. 828).

Uitgaande van liet denkbeeld, dat alle menschen in zekere onuitwischbare grondtrekken bet gemeen herkenningsteeken onzer menscliheid, overeenkomen , en allen het vermogen ter waarneming, vergelijking en beoordeeling bezitten , kenmerkt ieder zich door een verschillenden graad van waarnemingsvermogen, niet slechts ten gevolge van min of meer gelukkigen aanleg, als wel voornamelijk ten gevolge van dien aanleg, door een zich vestigende voorkeur voor deze of gene handeling of voorwerp van waarnemingDie zelfstandige eigenheid van aanleg, welke zich niet kneden laat, alle stelsels van opvoeding weerstreeft', en die