heid ook voor jongelieden, die de school reeds hebben verlaten. Hij acht het noodig, dat de onderwijzers daar, waar zulke bibliotheken nog niet bestaan, handen aan 't werk slaan en daartoe tot ondersteuning aankloppen bij gemeentebesturen, Nuts-departementen en particulieren. Hij zou liever, indien 't noodig was, prijsuitdeelingen en schoolfeesten willen afgeschaft zien, om met de gelden, daaraan ten koste gelegd, bibliotheken voor jonge lieden tot stand te brengen en in stand te houden. Eindelijk herinnert hij aan de belangrijke mededeelingeu omtrent dit onderwerp in de laatstverschenen nommers der Schoolbode, en aan de uitgave van geschikte werkjes onder redactie van de Heeren Andriessen, Lalleman en Meijer en spreekt teu slotte den wensoh uit, dat het ter sprake brengen van dit onderwerp in deze vergadering moge leiden tot de oprigting van schoolbibliotheken in dit district, daar waar ze tot heden nog worden gemist. De Heer Van den Beeg deelt mede, dat hij met 1 Januarij dezes jaars zulk eene bibliotheek heeft opgerigt voor de leerlingen der hoogere klasse. Hij heeft tevens een middel daarin tot bevordering van getrouw schoolbezoek gevonden. Met het tot stand komen der bibliotheek zijn de prijsuitdeelingen afgeschaft. De Heer Backum Pastoor doet opmerken, dat het gebruik maken van de schoolbibliotheek het meest wenschelijk is voor hen die de school niet getrouw bezoeken, weshalve hij ook voor dezulken de bibliotheek heeft opengesteld. Hij verzekert, dat de boeken ook veel onder de oogen komen van onderen van dagen. — De Heer van Ewijk heeft, wat <\e instandhouding van zoodanige inrigting betreft, geene gunstige ervaring opgedaan, en deelt daaromtrent bijzonderheden mede. De Heer Slangen spreekt ook van zwarigheden, doch verzekert dat hij die te boven is gekomen door de bepaling om eene kleine contributie te heffen.