Mengelwerk.

Door genoemde heeren wordt toch op een duidelijke wijze de hooge noodzakelijkheid van lichaamsoefeningen betoogd en wij moeten er ons over verwonderen, dat de mensch, in alles nog al egoïstisch, zóó onverschillig kan zijn omtrent zijn lichaam. „ Gezondheid is een groote schat" wordt algemeen erkend; maar de middelen om zich dien schat te verwerven worden niet aangegrepen of althans de pogingen zijn uiterst zwak, zich in het bezit er van te stellen.

Bij den minderen stand bestaat er evenwel eene en andere reden. Hoe gaarne die ook zou willen, hij kan geen gebruik van die middelen maken, wijl zijne verdiensten te gering zijn om leergeld voor de gymnastiek-les te betalen, Toch is het voor hem ook een behoefte, een noodzakelijkheid , dat het lichaam ontwikkeld worde, ook voor hem geldt het „ Mens sana in corpore sano." Het zou dus een waarachtig volksbelang zijn, zoo de gymnastiek ook op de lagere school werd ingevoerd.

Hieraan zijn echter vele bezwaren verbonden en is het eene onmogelijkheid, dadelijk de gymnastiek overal zóó in te voeren , als zij werkelijk beoefend, moet worden.

Op plaatsen, waar reeds gymnastiekscholen bestaan, zou door de gemeentebesturen de zaak gemakkelijk kunnen geschikt worden. De kosten zouden zoo groot niet zijn en de voordeden, voor het algemeen daaruit voortvloeiende, er ruimschoots tegen opwegen.

Welke bezwaren er zich ook mogen voordoen, er moet echter iets gedaan worden. Als er eerst maar een begin is, dan kan men langzamerhand de zaak uitbreiden om haar eindelijk te volmaken.

Hoe echter te beginnen?

Op de algemeene vergadering van gymnastiek-onderwijzers in Nederland, gehouden in Gouda, opperde de Heer Fogteloo uit Alkmaar eenige bedenkingen, betreffende