Mengelwerk.

Geldt dit alles voor gewone tijden, komt het dan niet des te meer te pas , nu men grieven tegen de school opwerpt, die aanleiding geven tot eene agitatie, waarbij de eene partij wenscht te behouden, wat de andere wil zien afschaffen. In een tijd, waarin men openlijk smetten op de lagere school werpt, mogen wij geen lijdelijke aanschouwers blijven. Wij moeten rechtstreeks en van ter zijde deel nemen aan dien strijd, naarmate de omstandigheden dit gedoogen, of ten minste onzen invloed doen gelden om een defensieve houding aan te nemen, en ons te zuiveren van de onrechtmatige blaam, die men op ons wil werpen.

Het spreekwoord zegt: „ als de getijen verhopen, verzet men de bakens:'' Wel terecht. Wie dit verzuimt, loopt groot gevaar van op ondiepten te vervallen en jammerlijk te stranden, vooral zoo de storm opsteekt. Zou dit ook niet van toepassing zijn op ons en onze scholen? Ik twijfel er geenszins aan. Al zijn de onderwijzers thans meer onafhankelijk dan voorheen, toen zij de schoolgelden zelf moesten invorderen, en een minder vast inkomen hadden, — al hangen zij nu minder af van de luimen der ouders hunner leerlingen, — toch moeten zij thans nog meer dan toen omgang met hen zoeken , en verband tusschen huis en school aan kweeken.

Nog meer? vraagt ge misschien. Ja, mijn vrienden. De getijen zijn in dit opzigt zeer verkopen, en 't wordt hoog tijd, dat we dien-overeenkomstig de bakens verzetten. In één opzicht waren de onderwijzers voorheen wel verplicht, in goede verstandhouding tot de ouders te staan, opdat deze hen mochten begunstigen, door hunne kinderen bij hen ter school te zenden. Uit de schoolgelden moesten de onderwijzers toen grootendeels hun bestaan maken, dewijl de vaste traktementen zeer klein waren. Dit is nu geheel anders. De openbare onderwijzers hebben thans een vast inkomen, ge-