Mengelwerk.

hoogachting voor B., werden nu vrijmoedig geuit, zoowel tot elkander als tot den onderwijzer, die daardoor zijn genoegen meermalen gestoord zag; want hij wees de klagers meestal met scherpe taal af, in plaats van hen zachtmoedig tot beter en gematigder gedachten te brengen, gelijk B. met geduld en goedheid zou hebben gedaan, zoo hij zulks had moeten ondervinden.

In het godsdienstig onderwijs ondervond A. ook, dat men hem niet zoo vertrouwde als zijn voorganger, ofschoon hij evenzeer als deze zich aan de wet hield en niemand aanstoot gaf. De moderne en orthodoxe richtingen Verwijderden zich allengs verder van elkander, misschien ook wel, omdat B. geen invloed meer uitoefenen kon om de partijen tot gematigdheid aan te sporen.

Sommigen waren in het geheel niet tevreden met da school, en wenschten het onderwijs meer in hun geest veranderd; doch A. was in dit opzicht ongenaakbaar en wees ieder af, die zoo iets durfde vragen. Hierin had hij half gelijk; maar zoo men dit aan B. had durven en willen vragen, hij zou in liefde gehandeld hebben; met zachtmoedigheid en geduld zou hij terecht gewezen en raad gegeven hebben. Op zekeren tijd gaf een beste, vrome moeder in hare onnoozelheid den Heidelbergschen katechismus aan hare dochter mede naar school, om den meester te vragen, of ze daaruit ook niet eens mochten leeren, dewijl haar grootmoeder dit boek ook in hare jeugd ter school had gebruikt. Het antwoord van A. was: „ zeg aan uwe moeder, dat zij maar op haar huishouding moet passen, en ik wel voor de school zal zorgen." Het goede mensch was geheel verslagen en onthutst over deze boodschap, want kwaad had ze er in het minst niet meê bedoeld, en toen zij haar nood aan anderen klaagde over deze onheusche behandeling, zeiden deze, dat A. veel te trotsch was -om met hen over