Mengelwerk i

„Zij zonden hem daarom ter latgnsche school, om zich in de oude talen te bekwamen en voorbereid te worden tot de Hoogeschool. Hier maakte hij weldra zulke goede vorderingen, dat hij vroeger dan anderen tot hooger kiasse kon bevorderd worden. Ieder verwachtte daarom, dat hij wel zeer vroeg tot de akademie zou kunnen overgaan. Toen hij echter een paar jaar op deze school was geweest, begon het allengs minder vlug met hem te gaan. Somtijds kende hij zelfs zijne lessen slechts zeer gebrekkig. Van maand tot maand werd dit erger. De rector vreesde, dat lichamelijke ongesteldheid de oorzaak zou zijn van dit tijdelijk gebrek of die stuiting in het leeren. Hij hoopte, dat het wel spoedig weder beter zou worden. Die hoop was ijdel. Arend was en bleef zeer gezond, doch zijn leerlust en zijn vlugheid verminderden gedurig. Ook de curatoren der school bemerkten dit, verwonderden zich ten sterkste er over en gaven den rector den raad, de ouders van Arend met deze zaak bekend te maken en er over te raadplegen.

„ Vreemd hoorden deze op, toen zij dit vernamen; Want zij hadden niets daarvan bemerkt, dewijl hij evenzeer als voorheen de meeste vrije uren in zijn studeerkamer doorbracht, schijnbaar met evenveel lust en vlijt, terwijl hij tevens bestendig gezond en opgeruimd was. Men kon er dus ook geene andere reden of oorzaak voor vinden dan een verzwakking zijner voorheen zoo sterke zielsvermogens. Zoo dachten ook de rector en anderen er over. Zij gaven den raad, hem aan te sporen om wat meer uitspanning te nemen en hoopten, dat hij dan zijn vlugheid in het leeren wel zou terug bekomen, te meer omdat het mogelijk kon zijn, dat hij door al te grooten leerlust zich had overspannen. In dit laatste geval meenden zij van ontspanning en rust het spoedigst herstel te mogen verwachten.

„ Arend nam , op aansporing daartoe , aanvankelijk wel