Mengelwerk.

wicht tusschen de verrichtingen van den geest en van het lichaam te bewaren. Indien de geest eenigen tijd is ingespannen en in opgewektheid begint te verminderen, dan moet door eenige gepaste oefeningen van het lichaam de bloedstrooming weder geregeld en van de hersenen afgeleid worden, om zoodoende nieuwe veerkracht aan den geest te schenken. Wij zouden daarom wensohen, dat er voor elke klasse tusschen eiken schooltijd minstens eenmaal gelegenheid bestond, een poosje (een half uur) het lichaam methodisch te oefenen. En dat is alleen te volbrengen door een geschikt lokaal in de onmiddellijke nabijheid van de schoollokalen. Een lokaal van ongeveer 140 M.s grondvlakte is voldoende om een klasse van 50 kinderen lichaamsbewegingen te doen maken. Hierbij wordt een hoogte van minstens 7 M\ vereischt. Omtrent de overige onderdeelen verwijzen wij naar het gezegde omtrent de schoollokalen.

3. Trappen, portalen, privaten en urinoirs.

Onder de voorwaarden van een goede inrichting van schoolgebouwen bekleeden de plaatsing en inrichting van de portalen en trappen een gewichtige plaats.

De portalen moeten van een behoorlijke breedte zijn; het hoofdportaal aan den hoofdingang zij minstens 2 M. breed met gepleisterde wanden, op manshoogte beschilderd of en stuc opgetrokken. De vloer kan van blauwen steen zijn vervaardigd. Dat portaal moet goed verlicht zijn en door naar buiten slaande deuren met de verschillende lokalen in gemeenschap kunnen worden gebracht. Bij een zijdelingsche ligging van den hoofdingang, die op het oosten, westen of noord-oosten is geplaatst, kieze men de noord of- noordwestelijke zijde van het gebouw voor den hoofdingang en het hoofdportaal. Het is niet aan te bevelen, dit hoofdportaal tevens tot kleederen-bergplaats te bezigen. Indien dit echter niet anders kan, dan dient het breeder dan 2 M. en