Mengelwerk.

„Al zijt gij geen bewoner van Polyglotte, gij zijt toch ook een schoolmeester en dus een hunner. Wat doet gij hier? Maakt gij u ook aan schoolverzuim schuldig?"

„Edele Maagd, ik maak thans gebruik van de zomervacantie."

„ Dat is zoo. Maar hebt gij u niet opgeworpen als boekenschrijver en gaat uw hoofd alweer niet zwanger van een letterkundig product ?

„Zie, er steken drukproeven nit uw reisjas! Zeg mij, loopt gij nooit met drukproeven in de school en is uw hoofd van al dat geschrijf niet menigmaal op hol en zijt ge dan niet afgemat en ongeschikt om in de school te werken? Maakt gij u niet aan schoolverzuim schuldig?"

„ Hoor mij , edele Maagd! Gij weet alles en kent ieder. Ik heb de kracht van een leeuw en werk voor een mug. Ik heb de behoefte van een fatsoenlijk man en het, inkomen van een aschman. Menigmaal deel ik mijne ervaringen mede en leg ik in boeken mijn gevoelens bloot. Of moet ik de vele vrije uren in ledigheid doorbrengen en de mijnen van honger en dorst doen vergaan? De wet verbiedt mij koopmanschap te drijven; moet ik dan stelen? Wat ik in de school te doen heb , kan ik lichtelijk waarnemen. Ik had, indien ik aan den aandrang van mijn begeerte vrijelijk kon voldoen , liever twintigmaal zwaarder arbeid ; ze behoeven me slechts vijfmaal beter te betalen. Ik ben voor uwe ernstige woorden niet doof geweest. Zoodra ik thuis kom, zal ik er tot mijne eigen leering gedurig aan denken en zo ook mijn collega's mededeelen; misschien dat deze of gene er ook een lesje aan ontkenen kan." Met deze woorden maakte Mr. Rhodus een diepe buiging en verliet het tooneel.

De Nederlandsche Maagd hield nog altijd de bloemkransen in de hand, dacht even na en wenkte den grijsaard, die een tijdlang naast Mr. Ehodüs gezeten had.