Mengelwerk.

Of mag men het zedelijk gevoel niet wekken bij de kinderen? Is het Eec. waarlijk ernst, waar hij zegt, dat kinderen maar „ eenvoudig " moeten „ zwijgen ," als ze „ niets te zeggen hebben" bij de verjaring hunner ouders? Als Recensent eenmaal vader worden mag, — ik vermoed, dat hij is een der jonge zonen van het heel-jonge-Holland, — zal hij dan zijn knaapje niet leeren, Moeder te feliciteeren op haar verjaardag? Zal hij zijn kind niet leeren bidden, maar liever wachten, tot het kind zelf iets te zeggen heeft tot zijn Schepper? Zulk eene opvoeding (?) is zeker niet „naturmierUeh;" wel neen, „ganz naturgemiisz," even als de educatie der ,. poesjes en hondjes," waarmee Ree. de kleinen zoo graag laat spelen!

Ten tweede. De gedichtjes van den heer V. zijn „prullaria" Of de hierboven uitgeschreven versjes dat denkbeeld hebben opgewekt bij de lezers dezer repliek? Ik vertrouw, dat Ree, beter had gedaan, een enkel gedichtje in zijn geheel uit te schrijven ter kenschetsing van het boekje, dan tien bladzijden (zegge tien) oratie over de (slecht gemotiveerde) dwaasheid van den vervaardiger van een werkje van 60 pagina's. Ik volg liever eene andere methode. Lezers ! wat dunkt u van dit gedichtje?

Tachtig jaren! tachtig jaren !

Grootpapa ! wat heerlijk feest! Tachtig jaren heengevaren,

Reiziger op zee geweest!

Tachtig jaren — wTelk een zegen !....

Kom, mijn hart, vervul uw plicht, Strooi een bloempje op Grootpa's wegen ,

Vier dit feest in uw gedicht!

Had de lente nu maar rozen , o Ik vlocht een schoone kroon,