Mengelwerk.
'k Had de fraaiste u uitgekozen , En vandaag u aangeboon!
Maar bij hoeft geen kroon van bloemen , Wien zoo hoog het jaartal klom:
Gij kunt op een eedier roemen : De eerekroon van d'ouderdom!
Tachtig jaren ! ...: grijze haren
Sieren Grootpa's achtbre kruin; Zóó'n krans kan geen jeugd vergaren
In een aardschen bloementuin.
Draag nog lang die kroon der grijsheid
In ons midden , Grootpapa ! 't Kenmerk van de deugd en wijsheid
En van 's Hemels heilgena!
Leef tevreden, zonder zorgen,
Smaak uw welverdiende rust; Eiken avond, eiken morgen
Nieuwen zegen, vreugd en lust!
Moge God nog lang U sparen!
Wordt ons aller beè verhoord, Dan leeft Gij nog vele jaren
In ons midden vroolijk voort!
Als een bewijs, dat de heer V. een „ ongeroepene" is, een onbedrovene in de „techniek van het versjesmaken," heeft Eec. eenige verzen uit de Gedichtjes gescandeerd. We wijzen dien voetknecht op onderstaande regelen uit: de gevaarlijke barbier, van Goeveuneur:
Want snij je me of schramt me maar bloot, Ei, durf jij 't wagen, kleine Pier!