Mengelwerk.

zeker in zijn oog nog al overeenkomst met de strafpredikatie van dien Batavüs tegen Ludwig Stebn.

Als het den heer G. genoegen kan doen , wil ik gaarne erkennen, dat de door hem uitgeschreven versjes verre weg beter zijn dan de door mij geciteerde ; maar, tot dat ik beter zal ingelicht zijn, blijf ik bij mijn gevoelen, dat men „ met onheilige handen raakt aan de kinderpoëzie," „ wanneer men het kind aan boord komt met klanken als „ heilgena," „aardsch gewemel," „doolhof dezer aard," „afgrondsboorden , " „ hellemacht, " en de heer Gr. heeft in geen enkel opzicht mijn oordeel over het boekje van den heer V. gewijzigd. De lezers van dit tijdschrift, die zich de moeite willen geven nog eens mijn beoordeeling in het Meinommer in te zien, mogen oordeelen tusschen den heer Groothuis en mij.

De beoordeelaar der Gedic/tijes voor jeugdige hinderen enz.