Mengelwerk.

drevenheid om alles samen te stellen en te vervaardigen, wat bandleidingen opgeven, beteekent luttel weinig als opvoedingsmiddel, als men buitendien geen begrip van opvoeden heeft. Men trachte daarom zich eerst goed rekenschap te geven van wat die groote opvoedkundige met zijn stelsel bedoelde, om daarna tot de toepassing zijner hulpmiddelen over te gaan.

Onder de middelen, die vormend op het karakter en veredelend op het gemoed des kinds werken, kunnen, behalve het levende voorbeeld, verhalen van een zedelijk godsdienstige strekking, zoo mede de aanschouwing van het schoone door de natuur en de kunst gewrocht en eindelijk het gezang en het spel dienen. Van eigenlijk godsdienstig onderwijs mag hier natuurlijk geen sprake zijn. Zelfs de zedeleer van den bijbel, in daaraan ontleende verhalen, vinden wij een middel dat de bevatting van het kind in den regel te boven gaat, vooral door de wijze waarop daarvan gebruik gemaakt en het doel waarmede het niet zelden gebezigd wordt. Niet door het opdreunen van teksten en spreuken, wier beteekenis het kind van dien leeftijd zelfs na eene uitvoerige verklaring niet vatten kan, stemt men zijn gemoed tot vroomheid, noch door het aanhoudend moraliseeren, door ellenlange gebeden , gezangen en geestelijke liederen, brengt men het tot den Vader van al het goede; maar door het kind te wijzen op en rond te leiden in de grootsche schepping, die Zijne goedheid en grootheid alom verkondigt. Door het recht aanschouwelijk beeld van het eindig goede moet het tot de oneindige Goedheid worden opgevoerd. En daaraan moet het geheele opvoedingsplan in de bewaarschool dienstbaar worden gemaakt. Door woord en daad moet den kinderen dat ieder oogenblik voor oogen worden gehouden. Vooral door het levende voorbeeld, dat de persoonlijkheid van den opvoeder oplevert, moet het kinderlijk gemoed voor vroom-