Mengelwerk.

tot ontwikkeling van kinderdeugden en maatschappelijke verdraagzaamheid. Het kinderlijk karakter treedt bij het spel het best voor den dag, en dat karakter kan , waar het zich ongunstig voordoet, juist door den omgang met anderen op den goeden weg geleid worden. Maar dan moet het spel de uiting van de eigen vindingrijkheid van het kind zijn, niet de getrouwe nabootsing van op het kommando uitgevoerde bewegingen en uitgesproken woorden. In laatstgenoemden zin ziet men nog maar al te veel het spel in de bewaarschool toepassen, waarbij de kinderen met verveling op het gelaat en loomheid in de bewegingen als gedresseerde dieren alle bewegingen of klanken, door den opvoeder aangegeven , werktuigelijk nabootsen.

Over 't algemeen en ten slotte drage men zorg, dat er bij de meeste orde ook de meeste afwisseling onder de werkzaamheden in de bewaarschool heersche. Men trachte zooveel mogelijk het verstandelijk onderricht met lichaamsoefeningen gepaard te doen gaan. Altijd moeten inspanning en uitspanning, werkzaamheid en rust elkander afwisselen. Elke uitspanning moet versterkend, elke uitspanning opwekkend voor lichaam en geest beiden werken. Wat men ook moge aanvangen, altijd moet het opvoedend element als leidend beginsel daaraan ten grondslag liggen, nimmer mag dat doel aan het middel worden opgeofferd, nimmer het middel het doel voorbij streven.

Maak eerst het lichaam en de zintuigen vatbaar, om de werkzaamheden van den geest naar behooren te kunnen volbrengen. Daarom moeten kinderen van 2—5 jaren , als bij uitzondering en dan slechts gedurende zeer korten tijd, met geestesarbeid worden bezig gehouden. Drie vierde van den schooltijd moeten zij spelen. Kinderen van 5—7 jaren kunnen reeds gedurende eenigen tijd eene opwekkende en gemakkelijke werkzaamheid van den geest verduren. Maar