Boèkbeoordeelingen. 309

i "Zoodanig verkeerd gebruik der teekens maakt <le oplossing duister niet alleen, maar kan ook tot eene verkeerde gewoonte aanleiding geven, die, bij eene verdere oefening in de algebra, eenig bezwaar opleveren moet. —Aie ook, in denzelfden 'jaargang, de oplossing van No. 90, bl. 162; en in den volgenden, No. HO, bl. 7; No. 128, bl. 18, enz. Uok vinden wij, hier en daar, parenthesen vergeten, als: in den tweeden jaarSan<r, hl. 205 Ne 168 waar 120 + 30 X MO rtaSt, in plaats van ( 120 + 30 ) X 0,40. .

In voorstel 119, tweede iaargang, bl. 11 Wordt gevraagd naar de betrekking tusschen het vermogen der aantrekking tot het middelpunt der aarde, op 160 mijlen, en het vermogen dier zelfde kracht op 32 mijlen van dat middelpunt? en de oplossing ia: «deWijl de aantrekking der aarde vermindert in <le omgekeerde vierkantsreden der afstanden, (lees vermeerdert, ot' anders laat het woord. omgekeerde weg) zoo is , op 32 mijlen afstands , tie aantrekking 25 malen sterker dan op 160.'' Dit antwoord is onjuist; want 32 eu 160 mijlen buiten het nïddelpunt , is nog binnen de aarde, en binnen eenen bol vermindert de aantrekking tot het midden, naarmate men dit midden nader bij komt, om«at hoe d.eper men komt, er gedurig eendes te kleiner deel der aarde het ligchaam, naar beneden trekt. De wet der aantrekking JUe, hieruit voortvloeit, is,wanneer de aar«e gelijkslachtig is, dat, binnen dezelve, het vermogen der aantrekking evenredig is aan iien. afstand van het midden. — Dus is, op, mijlen afstands, de aantrekking slechts

t 1

TifS