350

Mengelwerk.

kundige ontwikkelingen en is misschien voor ieder niet toegankelijk. Wij zullen derhalve den regel uit de volgende bewerking van een bijzonder geval trachten af te leiden.

I. Stel, dat men 379654 door 97 te deelen hebbe. Men neme 100 — 3 in de plaats van 97 , en deele door deze tweeledige grootheid , zoo als men stelkundig gewoon is :

}00 — 3 : 379654 = 3796 + 113 + 3 +1=3913 qt, 379600 — 3796.3

3796.3 + 54 dus 379654=3913 .97 + ■ . 93. 11388 + 5'4 11300— 113.3

339+ 88 + 54 300—3 .3

9 + 39+88 + 54

190

100 — 3

90 + 3 = 93 rest.

Uit deze berekening blijkt: 1°. dat, wanneer men door 100 deelt, het quotiënt 3796 te klein is en men 3 . 3796 te veel heeft afgetrokken; deze 3 . 3796, of 11388, met de overgeblevene 54, moet nog door 97 gedeeld worden ; 2°. dat, deze deeling (alleen op 11388) op gelijke wijze verrigtende, men nog 113 verkrijgt, die bij het eerste quotiënt moet worden gevoegd, terwijl men een overschot be-komt =339 + 88 + 54, dat wederom door