BosJcbvooideelingen. 395

het oog des beschouwers boeijen. Dit weinige alleen. De gade van den graaf Arno van Lindenburg rnoet, terwijl deze in den oorlqg is, met hare beide kinderen, vergezeld van den ouden Cunoy uit haar kasteel vlugten. Zij neemt de wijk in een afgezonderd dal, onder arme, maar eenvoudige en brave, kolenbranders. Onder het vele vreemde en ongewone voor die eenvoudige dalbewoners, waren de hoenders, die de gravin voor haar gebruik had laten komen. De leefwijze, gedaante en het nuttig gebruik, van die vogels gemaakt, wordt regt lief en leerzaam verteld. Derzelver eijeren vormen verder, cp verschillende wijze, den hoofdinhoud van het verhaal. Eerst, zijn zij het middel, waardoor de gravin de huismoeders uit het dal veel nuttigs leert eu aan zich verbindt. Verder worden zij de bestanddeelen vaneen kinderfeest, op Paschen door de gravin bestuurd en voor de kleinen onvergetelijk gemaakt. Allergelukkigst is de vinding der kleine versjes, op de eijeren geschreven, bladz. 33 verv. Eindelijk wordt de weldadigheid der edele vrouw, aan eenen armen knaap bewezen, door middel van enkele dier eijeren, treffend beloond, daar één daarvan, door een' zeer gelukkig gevonden' zamenloop van gebeurtenissen, het middel wordt, om de gescheidene echtgenooten te hereenigen en naar hun kasteel terug te voeren. Doch dit leze men zelf en smake daardoor de aangename verrassing, die het ons bezorgde. - Hoe de Voorzienigheid in het gering schijnende Averkt en daardoor groote dingen uitvoert^ en hoe weldadigheid hier op sarde reeds Cc 3 be-