Boekbeoordeeïingen.

707

« venal met het klepperen van den molen en « het ruischen van het water, dat als ko• kende melk scheen te bruischen; maar het « meisje had het meeste genoegen in de drop« jes, die gedurig in den glans der zon, als « schitterende diamanten, van het rad spatte« den." Men leze, om van schmid's talent ia bet levendig schilderen van een voorval (eene in ons oog belangrijke dichterlijke gave ) overtuigd te zijn, het reeds aangehaalde uit de Roza, bladz. 116 en verv. De schrikkelijk diepe put, het spelen van het knaapje op den rand, zijn pogen, om het vogeltje, dat in deri emmer vloog, te vangen , ziju nederstorten in den afgrond, worden meesterlijk beschreven. De heldenmoed van Roza, die haar in eenen van de emmers doet gaan, en afdalen in de diepte, tot dat zij het knaapje aan den rand vindt hangen en daarop haar gevaar, om met haren last op den rand der put, toen zij reeds boven was, te komen; dit alles wordt zoo levendig verhaald, dat men, om zoo te spreken, naauwelijks durft adem halen , en bij het einde zoo geheel gevoelt, wat de moeder van het kind moet geleden hebben, die dit vervaarlijk schouwspel in de verte had aangestaard.

Doch, waar zouden wij eindigen, indien wij dit alles met meerdere proeven wilden staven? Wij achten door het gestelde genoeg gedaan te hebben , ten bewijze, dat de eerwaardige schmid, door den voortreffelijken geest, zoowel als door den bevalligen en schoonen vorm zijner kindergeschriften, eene onderscheidende opmerking, ook onder ons, waarBijdr. Aug. 1834. z 1 d>g