870

Bjoehbeoordeelingen.

acht, wordt opgegeven en bepaald , naarmate de grondslag verschilt, welke bij de verdeeling wordt aangenomen. Voegt men hierbij, dat noch zij, noch goede Schrijvers het altijd eens zijn over de bepaalde verandering van sommige woorden, onder welke er zijn, die een tweederlei meervoud hebben , naar derzelver verschillende of gewijzigde beteekenis; dan zal men kunnen opmaken, dat zelfs hët gebruik, waartoe zoo dikwerf wordt verwezen, hier niet altijd eene veilige gids kan zijn: dit middel is buiten- i dien in dit geval minder werkzaam bij den j Nederlander; door de groote overeenkomst ! tusschen de beide talen, leert hij het Hoogduitsch al spoedig lezen en verstaan, en worden de kleine afwijkingen in verbuiging door hem minder opgemerkt.

De ons onbekende Schrijver van het genoemde werkje doet. mede eene poging , om | deze moeijelijkheid te verminderen. In een eerste gedeelte wijst hij de vierderlei vorming des meervouds aan, geeft eenige regels voor het plaatsen van den Umlaut en voor het geslacht van de woorden, in betrekking tot die vier vormen, en grondt daarop vier declinatiën, met korte aanwijzing van de soorten van woorden, die tot elke behoören, en met bijvoeging, in het tweede gedeelte , van eenige nadere bepalingen, wijzigingen en uitzonderingen.

Het is in de voorstelling van dit laatste, dat de Schrijver zich van anderen onderscheidt : hij heeft de afwijkende woorden, op de slotwoorden na, alphabetisch geordend, in rijmregels gebragt, om gemakkelijker in

het

I