Mengelwerk. 979

■vraagstukken, als geheel machinaal doen voorkomen , en -verminkt daartoe mijne gezegden. "Ware dit alzoo, dan zoude ik mijne leerwijs geheel hebben laten rusten, daar ik met dezelve juist bedoelde, het machinale, dat ik bij de bewerking des regels van drieën, volgens de handelwijs der evenredigheden, zoo veelvuldig had opgemerkt, te doen verdwijnen. Ja, mijne leerwijs bevat het voordeel, dat de opzetting nimmer zonder nadenken kan geschieden; terwijl de uitwerking door de gewoonte machinaal kan worden. Het eerste zal ik nog nader aantoouen; en is het laatste niet ook een voordeel ? Denkt men, b. v., twee groote getallen met elkander vermenigvuldigende, daarbij tevens om de gronden van die bewerking? Neen; zal iemand /geen gevaar loopen, om telkens dwalingen te begaan, ! dan moet die bewerking eene enkele hebbelijkheid geworden zijn, en dit voorbeeld is op alle bewerkingen der rekenkunde even toepasselijk.

Hoe Recensent heeft kunnen goedvinden, mijne geheele handelwijs voor zeer werktuigelijk te verklaren, verklaar ik niet te besenen. Zij is, zonder dat men van den omgekeerden regel van drieën, van de regte en omgekeerde zamengestelde regels, of van den kettingregel behoeft te gewagen , op alle deze even toepasselijk, en zal de opzetting van voorbeelden, die tot eenen van die regels behooren, dan ook al werktuigelijk, zonder eenïg nadenken, kunnen geschieden ? Een paar voorbeelden zullen het tegendeel duidelijk genoeg bewijzen.

In-