BoeTtbeoordeeUngen.

Veel is er tusschen 1840 en 1848 over de grondwetsherziening gehandeld, en derhalve ook over het art'kel, dat ons thans bezig houdt. Onnoodig is het, iets °P te slaan, om hier de meening te durven uiten, dat ^e aangehaalde alinea, verkort uitgedrukt, anders zou Wnen en moeten luiden dan „ de Staat zorgt enz." Er 18 stellig spraak geweest van Gemeente en Provincie, terde Staatsregering insgelijks niet overmeld is geblev^n. Het ontwerp van wet, den 3en September 1849 hij de Tweede Kamer ingediend, brengt, in Art. 15, de kosten van het openbaar onderwijs dan ook, in de eerste plaats, ten laste van de Gemeente; de Provincie en het Rijjj komen eerst na deze. Als uitlegging of toelichting Van het artikel mag dit immers in aanmerking komen?

Dan, laat het genoeg zijn onze bedenking geopperd te hebben, en gaan wij tot iets anders over.

Het belang van eene behoorlijke volksopleiding wordt aangetoond en daarbij op het voorbeeld van oude en nieuwere Staten gewezen. Zorg voor de opleiding der hinderen, voornamelijk die der armen, is ook in het belang van den Staat. Alléén aan bijzondere scholen Iriag de volksopvoeding niet worden overgelaten. Het geven van onderwijs, met eerbiediging van elks godsdienstige begrippen, is wenschelijk en mogelijk. Dit Matste punt wordt uitvoerig besproken; de gang van het enderwijs sedert de middeleeuwen tot op onzen tijd in reede trekken geschetst, en zoo komt de Schrijver tot stelling, boven reeds aangehaald, dat in de school ö<ïen „ eigenlijk gezegd Christelijk onderwijs" behoort gegeven te worden, mede omdat de onderwijzer voor zulk °nderrigt niet berekend is. .

Velen zal het zooeven aangehaalde wel eenigzins hard