Mengelwerk.

de school, en wel als kiemen van het nuttigheidsbeginsel. Reeds hebben wij vermeld , dat het gezang aanbevolen is als in ruime mate de goede tucht bevorderende, en op vele plaatsen is ingevoerd. Daarmede is ook de invoering van de dichtkunst en de declamatie aan de hand gedaan en de baan geopend voor de rijke Engelsche letterkunde. Met de dichters zullen gemakkelijk te verstane prozaschrijvers ingang vinden, en het taalonderwijs, hetwelk, zooals het tegenwoordig wordt behandeld, den geest van het kind vermoeit en verlamt, wordt vruchtbaar en aantrekkelijk, ondersteld, dat de onderwijzer smaak heeft en den kinderen het schoone in don vorm weet aanschouwelijk te maken. Dan ook eerst, wanneer de phantasie van het kind met edele beelden, het geheugen met gezonde gedachten vervuld en de zin voor eene smaakvolle en logische voorstelling opgewekt is, zijn stijloefeningen van gevolg. —Eene andere kiem ligt in het tcekenen, dat, wel is waar, evenmin als het gezang, in alle scholen, maar toch in de meeste staatsscholen wordt beoefend. Daarbij heeft men voorzeker een technisch doel op het oog; evenwel, terwijl het den zin voor vormen oefent, wekt het dien voor het schoone in schilder-, beeldhouw- en bouwkunst, en strekt aldus, behalve tot nut, ook tot veredeling van het gemoed. Eindelijk ontbreekt de gymnastiek. Tot in den jongsten tijd was zij den Amerikanen geheel onbekend, en het schijnt aan de Duitschers voorbehouden, met zooveel ander voortreffelijks, ook de gymnastiek ingang te doen vinden. Zij, die de kracht des ligchaams zoowel als die van den geest versterkt, en zin voor gemeenschappelijkheid bevordert, zou vooral op de jeugd in de groote steden een' heilzamen invloed uitoefenen, terwijl thans ruwheid en teugelloosheid afschuwwekkend is.