604

Schoolnieu ws.

was op de Openbare scholen, het kleinst op de Bijzondere scholen der eerste klasse en dat voor elke van de drie soorten van scholen, het meest voor de Openbare, het minst voor de Bijzondere der tweede klasse het verschil grooter was voor de jongens dan voor de meisjes.

De reden tusschen beide geslachten geeft tegen 1000 jongens het volgende getal meisjes: op alle Lagere scholen zonder onderscheid op 15 Januarij 795, op 15 Julij 8G2; op de Openbare scholen op 15 Januarij 757, op 15 Julij 829; op de Bijzondere scholen der eerste klasse op 15 Januarij 1047, op 15 Julij 1062'; op die der tweede klasse op 15 Januarij 923, op 15 Julij 931. Hieruit volgt dat het Lager onderwijs over het algemeen minder verspreid is onder de vrouwelijke dan onder de mannelijke bevolking en dat de Bijzondere scholen van de eerste klasse betrekkelijk meer door meisjes dan door jongens bezocht werden, terwijl de reden voor de meisjes het ongunstigst was op de Openbare scholen.

Indien men elke Provincie afzonderlijk beschouwt, verkrijgt men op alle lagere scholen, tegen 1000 jongens, het volgende getal meisjes:

In Noordholland den 15 Januarij 857, den 15 Julij 921.

n Overijssel „ „ „ 855, „ „ „ 867.

„ Noordbrabant „ „ „ 854, , , 955.

„ Groningen „ „ „ 833, „ „ „ 904.

„ Limburg „ „ „ 832, „ „ „ 846.

„ Drenthe „ „ „ 803, „ „ „ 854.

„ Zuidholland ,, „ „ 790, , 839.

„ Utrecht „ „ „ 773, „ „ „ 827.

„ Friesland „ „ „ 769, „ „ „ 818.

„ Gelderland „ „ „ 686, „ „ „ 774.

„ Zeeland n „ „ 630, „ tJ f} 773.