Mengelwerk.

merkbaar en ook erkend. Gij wilt echter ook van dit onderscheid maar volstrekt niets vreten. "Want, ofschoon ik niet regt weet, welke sluitredenen gij uit uwe redenering over do a en e maken kunt of wilt, en of gij niet misschien ook eene bijzondere manier bij het maken van sluitredenen hebt, zoo als boven bij het indeelen," zoo schijnt gij toch door den volzin: „ e luidt wel langer, b. v. in Erde, dan in EcJce, maar onderscheidt zich daarom (!) niet van &," het onderscheid tusschen a en e te ontkennen. Maar dit onderscheid bestaat er, trots uwe kategorische ontkenning. De a heeft iets van, of is misschien, naar mijn gehoor althans, vrij overeenstemmend met het Fransche ai in faire, militair; de e daarentegen is van ons e niet aanmerkelijk onderscheiden. Gij beweert verder, dat de e in de eerste lettergreep van geben, leben scherp uitgesproken moet worden, en geheel als a klinkt; geben, leben, zouden dus uitgesproken worden, als gaben, laben, en de 3de pers. plur. conj. imperf. zou bij het werkwoord geben, niet van den infin. en het praes. kunnen onderscheiden worden. Ik moet bekennen, gij zijt vrij stout in het beweren. Maar 't is waar, ik herinner mij, dat ik, wat gij over de uitspraak van geben en leben zegt, in eenige streken van Duitschland gehoord en zelfs in een Duitsch taalkundig werk, ik weet niet meer welk, gelezen heb. Misschien was dat boek uw leidsman. Maar 't is verkeerd. Zoo als dezelfde klanken niet overal en niet in alle woorden volmaakt gelijk zijn, maar op velerlei wijze geïndividualiseerd of gemodificeerd worden, zoo is het Jieel wel mogelijk, dat de e soms wel eens eonige overeenkomst, Aehnlichkeit, met de a kan hebben; maar ze mag er nimmer geheel gelijk aan worden, en een taalkundige moet