Schoolnieuws.

Hierop sprak de Heer Dr. A. de Jagek eene zeer belangrijke redevoering uit, waarvan de stof aan den beschrijvingsbrief voor deze vergadering was ontleend. Uit den inhoud van dien brief vond hij aanleiding om 1°. een' blik te slaan op den onderwijzersstand, 2°. op de Vereeniging, 3°. op de jaarvergadering.

In het eerste deel wees de spreker op de miskenning, waaraan de onderwijzersstand vroeger blootgesteld was, deed den aard en grond daarvan kennen en vergeleek die met de verwijten en beschuldigingen, die het vaderlandsch onderwijs, na een tijdperk van vooruitgang en betere waardering, van verschillende zijden, sedert eenigen tijd, treffen; deed zien, hoe men onbillijk genoeg is, hun soms het regt te ontzeggen voor hunne belangen te spreken; hoe evenwel de beginselen van tegenstanders zelve onvast en met hunne handelingen in strijd zijn; en hoe daarin reeds een grond van hoop ligt, dat met den tijd ook hunne vooroordeelen zullen wijken. Een tweeden blik wierp de spreker op de Vereeniging zelve, als de blijvende belangstelling harer leden waardig, daar zij onderlinge vriendschap onderhoudt, voor deCbelangen harer leden, zoo getrouw mogelijk, waakt, de verheffing van hunnen stand door hare instellingen bevordert, en alzoo het beste tegengif schenkt bij miskenning. Met ernst en nadruk werden daarom de leden tot krachtige zamenwerking aangespoord. Een derden blik, eindelijk, sloeg de redenaar op deze jaarvergadering , als eigenaardig geschikt tot belangrijke herinneringen. Die herinneringen waren deels gewijd aan de nagedachtenis van hen, die vroeger met ons waren, en nu rusten van hunnen arbeid, en gaven deels aanleiding tot ernstige zelfbeproeving, gelijk het den Christen betaamt.