Mengehverk.

denkbeelden, die men uitdrukt. Alles moet volledig na elkander afgehandeld worden en juist zoo aaneen sluiten, dat het een goed, in verband staand geheel vormt, of zoo als men wel zegt: logisch in de haak zit.

Welk een geleerdheid; — en dat om tot jonge kinderen te spreken! — zegt men hier misschien. Laat ons eens zien of deze vordering overdreven is. Als gij voor een beschaafd publiek van volwassenen moest spreken , zoudt gij het gewis noodig rekenen, goed te spreken , niet waar ? Waarom? Omdat men u anders niet goed zou verstaan en begrijpen. Maar meent gij dan waarlijk, dat jonge kinderen dit laatste wèl, ja beter kunnen, dan meerbejaarden? Niemand zal dit gelooven. Hieruit volgt derhalve, dat bovenstaande vordering in de school evenzeer, ja nog meer, op haar plaats is.

Dat men daar altijd in echte kindertaal moet spreken, dit is een stilzwijgende conditie; voor onderwijzers zekerlijk reeds een axioma. Als we dat hier wilden bewijzen , zou men kunnen zeggen, dat we te veel en dus niets bewezen. Kweekelingen en hulponderwijzers zelfs zouden zich beleedigd mogen gevoelen, zoo wij dit bewijs voor hen nog noodig erkenden. Zij , zoowel als alle onderwijzers, weten te goed , dat het groote dwaasheid zou zijn , in deftigen kanselstijl tot kinderen te spreken, want dezen zouden dien evenmin verstaan als een vreemde taal.

Van echte kindertaal moet men evenwel geen te laag denkbeeld heben. Als de onderwijzer zich daarvan bedient om zich uit te drukken, mag het geen wartaal zijn. Zij moet evenzeer logisch in de haak zijn , als de deftige taal van den redenaar. Kinderachtig, zoo als die van den eerstbeginnenden leerling, moet des onderwijzers taal niet zijn, maar wel kinderlijk, d. i. zoo, dat de kinderen haar volkomen kunnen verstaan en begrijpen. In orde en duidelijk-