Mengelwerk.

hijgde van vermoeidheid en onrust en schrik .... Eindelijk sprong hij op en .... stond voor zijn tafel op zijn slaapkamer, met het nieuwsblad aan zijn voeten.

„ Dat was iets vreemds!" stamelde Mr. Rhodüs en ging

wéér zitten om tot kalmte te komen

Weldra was hij weer op de markt en hij zag en hoorde alweer den heraut en wilde er weèr heen, toen hij achter zich eenige beweging merkte. Even spoedig stond er dan ook een èerbiedwaardige grijsaard voor hem, die Mr. Rhodüs uitnoodigde hem te volgen.

De wijsheid en goedheid lagen op het gelaat van deze verschijning. Zilveren lokken spreidden zich in achtbare deftigheid sierlijk over diens schouder. Een lang, wit kleed dekte hem tot aan de voeten. „ Ik weet niet wat men wil, ik kan mij niet juist herinneren waar ik ben, ik ben verschrikt en ontsteld, edele grijsaard !" begon Mr. Rhodüs.

„ Wees onbevreesd en volg mij!" onderrigtte de verschijning.

„Wie zijt ge dan?" mogt Mr. Rhodüs vragen.

„Ik ben Heinrich Zschokke!"

„Heinrich Zschokke!" riep Mr. Rhodüs uit. „Goddank, dat ik u hier ontmoet. Ik wil mij geheel aan u overgeven. Ik stel volkomen vertrouwen in uw leiding. Ik voel de angst reeds voor de gerustheid wijken. Waar gij heen wilt, zal ik u gaarne volgen." De verschijning glimlachte , nam Mr. Rhodüs bij de hand, leidde hem de trappen van het stadhuis op, dat altijd, altijd als een groot geregtshof hem voorkwam, liep den gang door, de groote zaal in.

Onmiddellijk schoof de heraut een raam op, zette twee stoelen gereed en vertrok.

„Ga zitten!" gebood de verschijning.

Mr. Rhodüs ging zitten en naast hem zjjn vriendelijke geleider. Oogenblikkelijk was 't, alsof ramen en al verdwenen