delingen het Zuider landschap nu eenmaal uitstraalt, de kleur moge wat tintelender, sprankelender, de toon wat klaarder, de terreingolving wat bewogener en woester zijn, in de gansche ordonnantie heerscht een geest van eenvoud, welke wars van allen opsmuk, zelfs in het meer samengestelde naar den elementairen vorm zoekt. Beminnelijk als dit pogen, is ook de geest. Het is maar jammer, dat de meest getrouwe foto-chemische reproductie, zoolang zij niet naar een weergave der zuivere kleur en van het zuivere toongehalte streeft, niet in staat is wat de schilders de „valeurs" van een ding noemen, weer te geven. Wat zoo'n sterk geaccidenteerd brokje natuur als het in deze bladzijden eveneens weergegevene betreft, de beteekenis daarvan schuilt juist niet het minst in de kostelijkheid der pricturale valeurs, welke er de grootste bekoring van uitmaken, de kleur van zoo n blauw meertje in 't verschiet dat de felste klank vormt in een gamma, dat er geheel op gestemd is. In dezen eenvoud van onderwerp uit zich de begaafdheid van dezen schilder wel het gelukkigst. Een zonbeschenen muurtje dat juicht en klatert van al maar joyeuze kleuren, is niet belangrijk door den bouw, zelfs niet door de poëzie van de rythmen der vervallenheid, welke in een brok architectuur nog altijd kunnen blijven spreken, zooals ons de ruïnentragiek der romantici leert, maar door de schilderachtigheid der der verwering, welke den schilder in staat stelt het geval nog eens smakelijk in elkaar te metselen in een smedigheid van koesterend zonnige en koele blauwgrijze kleuren, die zoo mooi contrasteeren met het warme, door den tijd weer blootgelegde steenrood en het diepe schaduwduister van een halfgeopende deur.

Veel meer bouw toont eigenlijk een Hollandsch polderlandschap. Opnieuw boeit hier weer die zoo pretentielooze, argelooze, opzet, welke de meest spontane impressies van Mooy tot een vaak zoo blije genieting maken. Merk op, hoe in die eenvoud juist hier een zekere elementaire grootheid ligt, hoe de machtige welving van een, door enkele lichtende wolken gemarkeerde lucht, domineert; hoe de geslotenheid van het landschapsilhouet die bouw krachtig schraagt en hoe de lichtflitsen over het water, die de noodige levendigheid bijzetten aan het geheel, de toon ervan verdiepen. Bijna heel de lijnwerking is op het horizontale gericht en dat juist geeft zoo'n eenvoudige hooimijt bij een lage horizont een zoo onmerkbaar gereleveerde suggestieve stijging en beteekenis. Het is juist die hoekig onderbroken horizontlijn, welke dit landschap een zoo markante silhout, rust, bewogenheid en die zekere elemente grootheid verleent, welke een der grootste bekoringen uitmaakt van onze heide- en vennenstreek. Het is een merkwaardig verschijnsel, dat de kracht der meeste jongere landschapschilders juist in die kleinere, spontane natuurimpressies schuilt. Composities, in 't atelier in elkaar gezet, winnen wel aan beteekenis, door hun grootere wel-overwogenheid, de logische doorschildering der verschillende landschapplans, de doorvoering der détails, maar niet zelden gaat van de grootere frischheid der studies en impressies iets verloren. Zelfs bij groote meesters als Weissenbruch was dit het geval en het is bekend hoe hij soms een schilderij geheel voor het aangezicht der natuur afschilderde en de compositie in elkaar zette naar zijn welbehagen, heele gedeelten weglatende of toevoegende. Maar het contact met de natuur werd niet verloren. De toonaard,

Grijze dag. Nieuwkoop.

Landschap in Zuid-Zwitser/and.

Landschap in Zuid-Zwitserland.

260