OT "DE JfOOQTE

ning onder die van Prins Hendrik mogen zetten! Al spoedig blijkt dan dat de Heilige Vader een enthousiast postzegelverzamelaar is en wij prijzen ons gelukkig hem enkele onzer nieuwste zegels te kunnen offreeren. Nauw vereend door philatelisten-banden slenteren wij door de aangrenzende vertrekken, die vol zijn van herinneringen aan de bezoeken hier eertijds gebracht door de Tsaren en hun familieleden. Vader Isaaki toont ons de portretten van vele Tsaren en Tsarina's en wij kunnen niet anders dan de verfijnde lokkenkopjes der vele Tsarenkmdertjes bewonderen. Hier in deze van de wereld afgesloten ruimten leeft hun herinnering voort. Hier worden zij vereerd en betreurd; hier is de eenige plek ter wereld, waar men nog met dankbaarheid en eerbied aan hen denkt, als machtige beschermers en genereuze schenkers . . .

Weer buiten, staan wij te knipperen tegen het felle zonlicht, dat verblindend weerkaatst wordt in de geslotenheid der witte muren van den buitensten kloostergang. Spijtig constateeren wij, dat het tijd is om afscheid te nemen, en dat Vader Isaaki voor ons gesloten is gebleven en ons ook met helpen kan dieper door te dringen tot de verborgen waarden van het leven hier.

En zeker zouden wij, evenals zoovele verwachtingsvolle bezoekers, teleurgesteld zijn vertrokken, onmachtig ook maar iets nader te komen tot het wezen van Valamo, als met het gezegend toeval te hulp was gekomen in de gedaante van een stillen jongeman, die bescheiden nader tredend met Vader Isaaki enkele woorden in de klankvolle Russische taal wisselde, en in wien ik een studievriend uit mijn Baseier universiteitsjaren herkende. Geboren Rus, bleek hij lederen zomer enkele maanden op Valamo te wonen, waar hij, levend in de sfeer der monniken, de rust vindt tot het scheppen van zijn dramatische werken.

En zoo, dank zij onzen fijn-besnaarden, intelligenten metgezel met zijn philosophisch-bespiegelende ziel, was het ons gegeven dieper door te dringen in het verborgen leven der monniken, hen in nader contact te leeren kennen en vele dingen te zien en te hooren, die nooit eemgen buitenstaander bekend zijn geworden.

Onvergetelijk zijn de dagen, die wij op Valamo doorbrachten! Wandelend door de oude lanen van het park, waarin de hoveniersmonniken het grootste, 2 5 km2 metende eiland herschapen hebben, of droomend aan de kusten, waar het zachte klotsen der golven tegen de rotsen de stilte van die transparante, lichtdoorzeefde watervlakte nog stiller deed schijnen, of urenlang peinzend op den doodenakker, waar temidden der zwijgende bosschen de aandoenlijk eenvoudige grafsteenen van ronde woudkeien tusschen gras en mos, de namen dragen van de velen, die hier hun aardsche leven eindigden ...

Soms roeiden wij naar een der vele bij Valamo hoorende eilanden, en luisterden naar de stilte, die groote, beangstigende stilte, die Valamo's grootste schat is. Maar de stilste plek van Valamo is daar, waar de „kapel der stilte" staat. Daar moesten eertijds de novicen vóór hun intrede in het klooster enkele dagen in volkomen afzondering doorbrengen. Daar hoorde men het duidelijkst die andere stilte, die altijd waart op ombeden plaatsen, waar menschehjke wezens eeuwenlang contact hebben gezocht met het Oneindige . . . En teruggekeerd in de directe omgeving der kloostergemeente, viel ons de opgewekte bedrijvigheid der monniken dubbel op. Zij sjouwden met melkemmers en groentemanden, schrobden met opgeschorte pij de steenen vloeren, reden met kar en paard naar de velden en zwoegden met zware zakken aardappelen en bieten.

Als ik hen zoo gadesloeg, moest ik altijd weer mijzelf voor oogen houden, dat dit monniken waren, deze menschen-van-vleesch-enbloed, met hun slordige haren en vuile pijen. Hier was niets van de bezonkenheid van Heilige Vaders, zooals wij ons die voorstellen. Geen afkeering van het „aardsche" ter wille van een hooger goed.

Niet in contemplatief gepeins trachten zij God te dienen, doch in een blij aanvaarden van het leven in zijn natuurlijksten en eenvoudigsten vorm.

Over God wordt zelden gesproken, doch zijn grootheid en goedheid wèl ondergaan in een kinderlijk vertrouwen en blijmoedigheid, het zuiverst gevoeld in de afzondering der stille bosschen en aan den oever van het wijde meer.

Natuurlijk zijn er ook onder de monniken, die hier zijn gekomen terwille van een zorgeloos bestaan, doch verreweg de meesten zijn eenvoudige, onontwikkelde boeren, die op deze wijze den vrede des harten gevonden hebben. Hun grappen klinken soms grof en ruw, maar na ieder gesprek zeggen zij „Vergeef mij", in plaats van een afscheidsgroet, als waren zij altijd bereid verontschuldigingen aan te bieden voor mogelijke in onwetendheid aangedane kwetsingen. Sommigen zijn stug en gesloten en keeren zich mokkend af, wanneer men hen tracht te naderen. Anderen weer praten en lachen vroolijk en babbelen open en ongegeneerd met ons over dingen, waarover ik monniken nog nooit heb hooren spreken.

Wanneer er toeristen komen - hun aantal wordt door korter of langer gillen der stoomfluit aangegeven - hebben zij het even wat drukker, doch innerlijk raakt het hun niet. Goedig-spottend laten zij zich fotografeeren (ook ik maakte mij vaak daaraan schuldig!), en nemen soms een extra-schilderachtige houding aan. Al poseerend maken zij mopjes onder elkaar: „Je kon je muts wel wat effectvoller opzetten!" en „Laat je baard toch wat meer zien!" Ze verachten de vreemdelingen, doch accepteeren hen - voor het welzijn der Kerk. Want het geld komt de Russisch-Orthodoxe Kerk ten goede. Daarom ook werd het hotel gebouwd door den grootsten aller Igumen, Vader Damaskm, een uitstekend organisator, die het in verval geraakte klooster in de 1 9de eeuw weer tot bloei bracht. Hij het de tallooze bijgebouwen oprichten, moestuinen aanleggen, appelboomgaarden planten, kassen bouwen en maakte het klooster tot een volkomen onafhankelijke gemeente door een tot in alle onderdeden doorgevoerde zelfverzorging. De tegenwoordige Igumen, Vader Hariton, is een bezield-religieus en tactvol heerscher. Zijn idee was het een school te beginnen. De Fmsche staat immers gedoogt niet dat er nog nieuwe Russische monniken bij komen; men wenscht geen sterke Russische concentratie in het Fmsche land en Finnen worden uiteraard geen Russisch kloostermonnik. Tenzij misschien die school...

Zoo vecht Vader Hariton voor het voortbestaan van Valamo.

In de enkele gesprekken, die wij met den zeer teruggetrokken levenden Igumen mochten voeren, kregen wij den indruk van een uiterst intelligent, en zelfs philosophisch-geschoold man. Soms kon hij met groote kennis spreken over denkers als Spencer en Hegel, soms ook weer waren er plotselinge hiaten in zijn denken. En het is voor ons altijd een vraag gebleven of hij werkelijk een diepgaande kennis bezat of slechts een handig gebruik wist te maken van een bijzonder goed geheugen!

Op een der rotseilandjes woont Vader Ephraim, wellicht de laatste heremiet van Europa. Een eenvoudige, ruw houten kluis is zijn woning. Een doodkist zijn bed. Hij is drager der hoogste kerkelijke orden, doch nooit ontvangt hij iemand, behalve mijn vriend, die hem nog kent van het Russische Hof. . .

Toen heette Vader Ephraim Sergei, en was de biechtvader van den laatsten der Tsaren ... Als hij zou spreken, zou veel in de geschiedenis der Tsarenfamilie opgehelderd worden, doch hij zwijgt. Het is het zwijgen van een stil, sensibel mensch, die na een leven geladen van hartstochten romantiek, eindelijk rust heeft gevonden.

Op een dag kwam een zwaar gesluierde non op bezoek. Zij werd met plechtigen ernst ontvangen en de monniken, die haar op hun werk ontmoetten, wendden reverentievol de oogen af. Het was

141