396

HET MALEISE NOMEN EN DE NUMERUS-KATEGORIE.

melk (grammatikaal) pluralia, evenzo die voor zijde, vlas etc. Voorts: „Nouns denoting many substances when used with a particular or limited signification are singular, when used in an extended sense are plural".

Dit brengt ons er, toe, ons te herinneren, dat in talen die de numeri sing. en plur. bezitten deze kategorieën geheel verschillend kunnen corresponderen met de klassen van objecten buiten de taal. De Noord-Amerikaanse Algonkin-talen onderscheiden een „levende klasse", waartoe alle personen en dieren behoren, maar ook een aantal zaken die noch persoon noch dier zijn, en een „levenloze klasse"; „knie" behoort in 't Blackfoot niet tot dezelfde klasse als „elleboog", „oog" niet tot dezelfde als „oor"; „mond" is in 't Blackfoot levend, in het Cree levenloos. Een van de kenmerken waardoor de beide klassen zich laten onderscheiden is verschil in pluralisuitgang1). Op Ceylon heeft het van huis uit Indo-Arische Singalees de nominale classificatie in manlijk, vrouwlijk cn onzijdig vervangen door een tweedeling: levend en levenloos worden daar in de taal ieder in een afzonderlijke nominale klasse ondergebracht. De laatste groep heeft een andere pluralis-formatie en wel een compositum bestaande uit de stam van het woord en -val : nuvaraval „steden", waarbij bv. de Instrumentalis-uitgang van -val die van de singularia is2). Als nominatief en accusatief pluralis treedt de naakte stam op, slechts waar deze casus formeel identiek zouden zijn met de nom. sing heeft de plur. ook daar -val, Dit laat zien, dat de classificatie bezield — niet bezield door morphologische tendenzen doorkruist wordt. De andere moderne Indo-arische talen zijn op dit punt eveneens leerzaam3): de meeste hebben slechts twee genera en neigen hier meer daar minder tot het onderscheiden van bezield en niet-bezield. In 'n aantal woorden is door de phonetische ontwikkeling het formele verschil tussen sing. en plur. dat het oudere Indo-Arisch maakte, gedeeltelijk te loor gegaan. De taal heeft die uniformiteit als hinderlijk gevoeld cn nu, met duidelijk uitgesproken voorkeur voor de „bezielde woorden" 'n nieuwe pluralisformatie ontwikkeld: een tweede woord, hetzij appositioneel, hetzij determinerend aan het naamwoord toegevoegd4). De

a) Vgl. bv. J. P. B. de Josselin de Jong, „Levend" en „levenloos" in het Idg etc., Diss. Leiden 1913, pp. 124 vlgg., waar literatuur.

2) Vgl. Geiger, Litteratur und Sprache der Singhalesen, p. 60, waar bijzonderheden.

3) Over een en ander uitvoeriger Bloch, LTndo-aryen du Veda aux temps modernes, Parijs, 1934, pp. 150—156.

4) Bloch, t.a.p., pp. 154 vlg. merkt op: „Ceci s'applique surtout aux noms