AANTEEKENINGEN OVER TOONEEE. 471

geen „lijf", geen lijf' dat hij voelt. De doctoren koopen hem dit merkaardige lijf af. Hij gaat nu een ongelukkige gevangen prinses readen, met de hulp van eenige illusies of idealen: Moed, enz., gestalten ^ er al dadelijk voor onze oogen afschuwelijk en belachelijk uitzien, d°ch wier leelijkheid hij zelf eerst later ziet, als hij in de prinses gedèsillUsioneerd is. Dan wil hij zijn lijf terug koopen: hij kan lijden, het is hem nu alles waard. En de doktoren verkoopen het hem weer, Wa«t het heeft voor hen geen waarde meer. Met zijn knecht, Lekmenlip, 6etl soort Sancho Panza of Lamme Goedzak, genieter van het materie, gaat hij terug. Het nichtje blijkt met den anderen Jacob getrouwd e" heeft kinderen. Maar als de Wijze Jacob hem hoort verhalen, krijgt ^e het op eens te pakken, wordt op zijn beurt de Dwaze Jacob, en Pringt op den trein. Er zijn twee mooie denkbeelden in dit stuk: Dwaze Jacob neemt Van zijn doode illusie (de prinses) een parelsnoer weg. Waarom vraagt de schrijver, willen we altijd van onze doode illusies iets meenemen, %st hebben ? In deze gedachte is stof voor een tooneelstuk; ook in die andere, van het lichaam dat ons eerst iets waard wordt, als wij lijden.

^aar het komt me voor, dat de vorm van dit werk te troebel is, te Veelslachtig. Om te beginnen: die dwaze en die wijze Jacob zijn Vnlijk één, maar heel de realiteit van het stuk houdt ons vast aan de lachte dat zij twéé zijn. Bij den schoorsteen zitten, als karyatiden, öf zuilen in menschengedaante, de gestorven ouders, een beeld °ntleend aan Iersche folklore. Deze ouders zeggen mooie dingen, ^aar ze hebben met de handeling niets te maken. Zij zijn als het koor bii de Grieken — maar dan niet een koor dat reageert op de handeling. öe groteske poppen, de illusies van Dwazen Jacob, zijn dan weer als de Ven of zinnepoppen der Middeleeuwsche spelen. Er is dus van alles 111 dezen door Teirlinck gekozen vorm, ook literatuur, .... en die 'latuur, die spreekt uit den mond van Lekmenlip, den komischen ^echt, is lang niet het zwakste gedeelte.

Öe opvoering door de Vlamingen was zwak, erg luidruchtig en rederijkerachtig; alleen de nicht (Resi Verschueren) was voor haar taak alleszins berekend. Een betere „Lekmenlip" had veel kunnen redden, dit was een rol voor Musch of Roemer, een gulle, sappige rol. ^aar de groote fout van het stuk is, dat de symboliek, bijvoorbeeld van iie twee broers die eigenlijk één zijn, voortdurend verklaring eischt, en ^ri nog niet kan worden geaccepteerd. Waarom, vooral, gaat, als ze éétl zijn, die Wijze Jacob ten slotte ook weer dwaas worden? Heeft hij gevaarlijken leeftijd bereikt ? Neen, het werk is niet eenvoudig, en juist de eenvoud is immers 5!leen in staat, het tooneel van de literatuur los te maken.