13 Februari 1924 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

153

wordt, noch. dat de sterkste partij het wint. Maar raUifhien kan hij eenigszins toezien, dat er eerlijk gevochten wordt. Druoker.

INTERNATIONALE ORGANISATIE VAN INDUSTRIEELE WERKGEVERS. Onlangs bleek, dat ook in werkgeverskringen de werkelijk nogal ingewikkelde verhouding van de verschillende Nederlandsche werkgeversorganisaties tot net „Internationaal Arbeidsbureau" (Bureau International du Travail) niet in alle opzichten duidelijk is.

Dit moge voor mij aanleiding zijn in dit blad een zoo juist mogelijk beeld te geven van de relatie, waarin de Nederlandsche werkgeversgroepen staan totfde internationale organisaties en daarbij in het bijzonder te belichten de positie van de groep van werkgevers in de koopvaardij.

De bepalingen van het XHIe hoofdstuk van het Versailles-Vredestraetaat schiepen het „Internationaal Arbeidsbureau" — thans met zetel te Genève, — een permanent werkende centrale, waarbij aangesloten alle leden van den Volkenbond, geleid door een directeur (den Franschen oud-Minister Albert Thomas), onder toezicht van een internationaal benoemden Raad van Beheer.

Het I. A. B. heeft in het Versailles-Vredestraetaat een tweeledig doel gekregen:

a. het inzamelen en verwerken van gegevens op het gebied van sociale wetgeving,

b. het voorbereiden en verwerken van de resultaten der jaarlijks bijeen te roepen conferenties ter ontwikkeling der internationale arbeidswetgeving. De gedachte, die bij het tot stand brengen van den

„Volkenbond" heeft voorgezeten, ligt ook aan dit XHIe hoofdstuk van het verdrag van Versailles, dat het „Bureau International du Travail" in het leven riep, ten grondslag: . ... de gedachte van den socialen vrede ....

In hoeverre het „Bureau International du Travail" daarin geslaagd is of zal kunnen slagen, laat ik hier in het midden; eveneens treed ik niet in beschouwingen over het nut van het werk van het „Bureau International du Travail", dat geschapen werd „in den roes van toen bestaande vredes-idealon" en dat nu met deze idealen en met een ten laste van do aangesloten landen komende zeer dure organisatie staat te midden van de staten, die elkander op leven en dood bekampen op economisch gebied. Doch men houde moed!

Ik bepaal mij tot het onderwerp: de relatie van de Nederlandsche werkgeversgroepen tot het „Internationaal Arbeidsbureau".

Nadat te Washington, in het jaar 1919, de eerste International Labour Conference gehouden was, waar het gebrek aan organisatie van werkgeverszijde sterk afstak bij de uitstekend internationaal georganiseerde werklieden, werd nog te Washington opgericht „De Internationale Organisatie van Industrieele Werkgevers" (Bureau te Brussel).

De „Internationale Organisatie van Industrieele Werkgevers" te Brussel is een vereeniging van „centrale" werkgeversgroepen in de verschillende landen. In Nederland, waar eenige „Werkgevers-Centralen" bestaan, hebben deze zich vereenigd in de af deeling „Nederland" van genoemde I. O. I. W., waarvan de volgende Nederlandsche centrale organisaties de leden uitmaken:

De Vereeniging van Nederlandsche Werkgevers, Verbond van Nederlandsche F abrikan ten-Vereenigingen,

Centraal Overleg,

Alg. Roomsch-Katholieke Werkgevers-Vereeniging.

De „Vereeniging van Nederlandsche Werkgevers" neemt het secretariaat dezer „Afdeeling Nederland" waar.

Het bovenstaande geeft een beeld van de verhou¬

ding der verschillende werkgeversorganisaties tot het „Internationaal Arbeidsbureau"; wat nu betreft meer in het bijzonder de positie van de groep Werkgevers op Scheepvaartgebied, diene dat de Scheepvaartver eenigingen „Noord" en „Zuid" en de „Bond van Werkgevers in de Koopvaardij" lid zijn van „Centraal Overleg", waardoor deze indirect te Brussel vertegenwoordigd zijn door de „Afdeeling Nederland" van de I. O. I. W„ resp. door de heeren C. F. Stork en Cort van der Linden, die de „Afdeeling Nederland" te Brussel vertegenwoordigen, terwijl de heer Cort van der Linden bovendien „Mombre adjoint" is van den Raad van Beheer van het „Internationaal Arbeidsbureau" te Genève.

Het is nuttig, er nog op te wijzen, dat ook de Engelsche reeders feitelijk niet direct vertegenwoordigd zijn te Brussel. De „Shipping Federation" namelijk is aangesloten bij de Engelsche Centrale van Werkgevers, genaamd „National Confederation of Employers Organisations" en ontvangt alle stukken, de zeevaart betreffende, van deze Centrale, evenals de „Bond van Werkgevers in de Koopvaardij" deze zal moeten ontvangen van „Centraal Overleg", als lid van de „Afdeeling Nederland".

Het hoofddoel van de Brusselsche organisatie is: het behandelen van de agenda's voor de Internationale Arbeidsconferenties. Komt er een punt op deze agenda's, het zeevaartbedrijf rakende, dan bestaat er gelegenheid voor de reeders, direct hun stem in Brussel te doen hooren, door een artikel in de statuten van de I .0. I. W„ luidende als volgt:

„Each country shall be represented by two dele„gates, assisted, if they desire, by one adviser for „each subject to be discussed at the general meeting."

Bovendien kan voor de eigenlijke Internationale Arbeidsconferentie door de Nederlandsche Regeering een reeder' als technisch adviseur worden benoemd (hetgeen geschiedde op de Conferentie te Genua in 1920: de heer Nijgh, die op verzoek van de Scheepvaart vereenig ingen door de Regeering werd aangewezen) .

Meer in het bijzonder met het oog op de speciale scheepvaartbelangen in het „Internationaal Arbeidsbureau", werd ter tweede Internationale Arbeidsconferentie te Genève in 1920 ingesteld de „Joint Maritime Commission", bestaande uit 5 werkgeversen 5 werknemersleden.

Deze „Joint Maritime Commission" is geen z.g. landencommissie, waarin alle zeevarende naties vertegenwoordigd zijn. De 5 in deze commissie zitting hebbende werkgevers-leden vertegenwoordigen de gezamenlijke reeders. Een Nederlandsch werkgever heeft daarin geen zitting. De voordracht voor de 5 is destijds gemaakt door de ter conferentie aanwezige reeders-afgevaardigden, waarbij Nederland niet tegenwoordig, was.

De „Joint Maritime Commission" is dus een officieele instelling van het „Internationaal Arbeidsbureau"; de I. O. I. W. een particuliere vereeniging van de werlegeversgroep.

De reeders zijn tegen verrassingen van de zijde van het „Internationaal Arbeidsbureau" gevrijwaard door het bestaan van deze „Joint Maritime Commission", te meer waar bij de instelling dezer Commissie het volgende besluit genomen werd:

„Seeing that misunderstandings may arise as to the „position of those employed in the Mercantile Marine „with regard to conventions and recommendations to be „passed by International Labour Conferences, it is hereby „resolved that no such conventions or recommendations „shall apply to those employed in the Mercantile 11a„rine, unless they have been passed as a special Mari„time question on the Agenda. AU questions on Maritime „Affairs put forward for consideration by Conference „should be previously considered by the „Joint Maritime „Commission" of the International Labour Office." De officieele verhouding tusschen den Bond van Werkgevers in de Koopvaardij en het „Bureau Inter-