DAMESKRONIEK

361

„Wanneer er een nieuw blad of tijdschrift wordt opgericht en de Redactie in het begin verklaart, waaróm ze tot de oprichting gekomen is, dan zal die verklaring in den regel een soort rechtvaardiging inhouden, dat bij de vele bestaande bladen wéér een blad gevoegd is.

Dat behoeven wij niet te doen. Wij gaan hier niet iets toevoegen aan een overvloed; we hopen, integendeel, iets af te doen aan een tekort.

Want er is een tekort aan lectuur voor de jonge meisjes.

Er is zeker veel moois en goeds voor groote kinderen geschreven, dat jonge meisjes ook nog zullen genieten en er is heel veel in den boekenschat van de volwassenen, dat jonge meisjes ook reeds als kostelijk goed kunnen waardeeren, maar speciaal geschreven voor hen — voor hen, die. geen kinderen meer en nog niet volwassenen zijn — is er weinig."

Zoo begint Mevrouw. Hille—Gaerthé het Maandblad voor Jonge Meisjes, „Droom en Daad" in te leiden.

En wat zij zegt, is heel waar. Er i s een tekort aan lectuur voor jonge meisjes en telkens weerkomen de moeders te staan voor het moeilijk vraagstuk: wat kan ik mijn dochter te lezen geven.

De meisjes van 14—16 jaar van tegenwoordig

hebben zoo heel andere eischen, dan die van vroeger en ze stellen zich met de lectuur die destijds gegeven werd aan meisjes tusschen tafellaken en servet niet meer tevreden.

Dit eerste nummer van „Droom en Daad" geeft een mooie belofte voor de toekomst.

Er is met zorg gekozen, wat geschikt is voor het jonge meisje.

„Voorheen en Thans" door E. Kluit de Clercq geeft een aardig beeld van de verhouding tusschen Ouders en kinderen eertijds en thans en onze jonge meisjes zullen zich zeker amuseeren met het jongetje, dat deftig in een heerenrokje gestoken, buigend en vol eerbied zijn morgengroet uitbrengt.

„Een moedig en blijmoedig strijdster" door Lide Duyvis, geeft het Dagboek van een jonge, Zwitsersche Zuster van Het Roode Kruis, Helene Siegfried.

Het is opgedragen aan „Allen, die van goeden wille zijn" en het begin van dit dagboek geeft al zóóveel moois, dat men met verlangen het vervolg tegemoet ziet.

Verder is er nog „Rozehoentjes Paaschklokje" van Nan Copijn, „Om de Theetafel" van C. H. van Hille Gaerthé, „Het Bezoek" van Ernst Zahn en poëzie van Tony de Ridder.

Mevrouw Midderigh—Bokhorst ontwierp den band van het tijdschrift.