Mijne „scherpzinnigheid en oorspronkelijkheid" wordt verder zoo duidelijk gedemonstreerd door van Gelderen's verklaring:

„Het is vrijwel ondoenlijk alles te weerleggen, wat onhoudbaar, alles te ontwarren wat hopeloos dooreengeward is." (blz. 564.)

Zeker een schrijver over theoretische economie van wien gezegd kan worden: s

„Tegen H. Dietzel, evenzeer als tegen Clark en Von Böhm Bawerk is waarlijk elk zijner polemische woorden ongegrond, geboren uit slecht lezen en misverstaan" (Cur* siveeringen van mij, S. de Wolff.) (Blz. 564.) '

en

De lezer dient zich af te vragen of de Wolff in zijn haast om de ontoereikendheid der leerstellmgen der subjectivisten aan te toonen, van hun gedachtegang en bewijs* voering ook maar iets begrepen heeft." (blz. 576.)

is oorspronkelijk — dit soort is Goddank dun gezaaid — maar zulk een specimen tevens met het epitheton ornans „scherpzinnig" te ver* eeren, doet ietwat komisch aan.

Ik mag niet verzwijgen, dat Van Gelderen bij een gelegenheid den lezer een bewijs mijner oorspronkelijkheid voorzet, namelijk op blz oóy, waar hij over mijn theoretische oplossing van het probleem der grootte van de productie het volgende oordeel uitspreekt:

absurdum .,nderdaad de WoIfFs origineele, maar waardelooze inval... Credo Marx ad

En toch is mijn boek „oorspronkelijk en scherpzinnig!"

Tevens is het, zooals wij zooeven citeerden, „gedragen door een warmen stroom van wetenschappelijken hartstocht".

Vraagt mi de critische lezer, waarheen deze „warme stroom" voert zoo komt hij van een koude kermis thuis.

Deze „warme stroom van wetenschappelijken hartstocht" voert mij met tot wetenschap, maar (blz. 658*659) tot het „ongeoorloofd binnen* smokkelen van begrippen in volkomen nieuwe beteekenis", «eheel anders dan waarin ik ze oorspronkelijk gebruikte. Deze „warme stroom van wetenschappelijken hartstocht" schijnt mij tot weinig anders te dienen dan tot het in practijk brengen van verre van wetenschappelijke „handgrepen (blz. 659), brengt mij tot „verklaringen" die de deskun* digen slechts zullen „amuseeren", tot het produceeren van „ten hoogste misleidende grafieken' (blz. 664), tot „minder toelaatbare" citeerings* methoden (blz. 810) ja zelfs tot „goocheltoeren", zoodat men mij ver*

u u.wïfrPon?wde vingers moet zien' om te vinden „waar de trick schuilt (blz. 801)!

618