ik dit verband toepas, is dit verband plotseling zuiver dynamisch geworden.

En het kostelijkskomische wordt nu weer, dat hij juist tegen mijn opstelling van de grootte der productie, die volkomen statisch kan worden gedacht, allerlei argumenten aanvoert aan de conjunctuur en de dynamica ontleend.

Voortdurend polemiseert hij tegen mijn statisch schema met uitin* gen over conjunctuur, hausse en baisse.

Voortdurend praat hij op blz. 666 en 667 over stijging en daling van den winstvoet in de conjunctuur, over toe: of afname der tewerkstelling in hausse en baisse als weerlegging van mijn eerst volkomen statisch gestelde berekening van de grootte der productie onder het kapitalisme.

Dat doet Van Gelderen, die, zoo zeker van eigen standpunt, schreef: (blz. 665)

„in deze constructie conjunctuurelementen brengen heeft geen zin en kan slechts vertroebelend werken."

Zeer juist, Van Gelderen, maar daarmede is dan ook het eenige juiste woord over Uwe argumentatie op blz. 666 en 667 gesproken. Waarom gebruikt gij echter, als gij het zoo goed weet, dergelijke volgens uw eigen verklaring zinlooze en vertroebelende argumenten?

Op blz. 666 komt Van Gelderen over mijn berekeningswijze van de grootte der productie te spreken en beweert hij, dat in het door mij gebruikte voorbeeld „het loon sneller daalt dan de Beschaftigung en wel volgens het kwadraat".

Ook hier moet ik den lezer, helaas! wederom attent maken, dat Van Gelderen maar wat neerschrijft, dat het hem bewust of onbewust onverschillig is, hoe hij aan argumenten komt. Ik laat in mijn voor* beeld het loon niet sneller dalen dan de Beschaftigung, nog minder „volgens het kwadraat", beide dalen precies even snel in mijn voorbeeld.

Wat schrijf ik op blz. 370/371 van Het Economisch Getij?

„Verder komt door de loonfunctie tot uiting, dat als het aantal tewerkgestelde arbeiders daalt, het loon eveneens daalt. Dus b.v. als er slechts 'la van alle arbeiders tewerk gesteld worden, daalt het loon, zeggen wij, ook met 1lio, wordt de „tewerkstellingsgraad" 80 pCt., dan daalt het loon met s/io enz.

En na deze Van Gelderensche slordigheid of onbehoorlijkheid — aan den lezer de keuze — komt wederom een typisch staaltje van Van Gelderensche mathematische kennis.

Na die „zoo juiste" inlichting over de daling van het loon te hebben gegeven, door die daling van het loon den lezers als evenredig aan „het kwadraat der Beschaftigung" te hebben voorgezet, schrijft Van Gels deren (blz. 666) (cursiveering van mij, S. de W.):

„Hierdoor wordt het pas mogelijk, dat de winst absoluut blijft stijgen."

912