waar hij ook publiceerde, waarover of met wien hij een polemiek voerde — hij zal wel dikwijls onjuist hebben geoordeeld en niet recht* vaardig zijn geweest — nooit zond hij zijn lezers met ledige handen weg, steeds gaf hij hun een nauwkeurig, soms wel eens te minutieus, onderzoek, met diepe ernst drong hij tot in het hart der zaak en nooit heeft hij, pour besoin de la cause, een hem bekende waarheid verzwe* gen. Hij moge niet velen zijn vrienden hebben genoemd, hij, die wel eens schertsend als vrouwenhater werd gedoodverfd, heeft de waar* heid tot „magis amica" gehad!

Hoe weinig hij een „links dogmaticus" was blijkt zo duidelijk uit de woorden, waarmee hij in 1908 zijn artikel „Ter herdenking van Karei Marx" besluit, een opstel uit De Nieuwe Tijd, dat hij zelf waardig keurde, de verzameling zijner „Socialistische Opstellen" te openen. De door mij bedoelde slotwoorden bevatten een waarschuwing zowel voor „rechts" als voor „links" uit de arbeidersbeweging, woorden van „bezadigdheid".

Het feit, dat de jonge Marx Nederland bereikte door middel van de trekschuit, geeft Saks gelegenheid tot het volgende beeld:

„Naast den jongen revolutionnair dampt de goudse pijp. We zeulen door het klassieke land van regentenpolitiek en predikantenkuituur

met een zware ballast van traditie De goede richting te volgen op

de ruime vloed van breedontwikkelde verhoudingen is gemakkelijker dan het koershouden in onze kronkelende en ondiepe vaart, wij heb* ben al eens aan de wal gezeten. Vooral in deze onze beperking behoe* ven wij den meester. Marx in de trekschuit, het zij zo; maar in onze trekschuit: Marx!"

Saks heeft zeer zeker in „onze trekschuit" „Marx" gebracht, maar hem tevens met een kleurigheid en fijnheid, welke aan die van het Saksische porcelein herinnert, in onze schuit een hem passende plaats tegen passende achtergrond aangewezen. Of minder beeldrijk, maar nauwkeuriger gezegd, hij heeft het Marxisme niet dor van de Duitse meesters overgenomen, maar psychologisch — het Marxisme in „het land van Heymans"! — verdiept.

Men leze daarvoor de in De Socialistische Gids (Jaargang 1917) ge* publiceerde studie na over „Mr. H. P. G. Quack", die fijne karakter* ontleding en de beschrijving van het sociale milieu vooral in zijn dynamiek, dat zo sterk op het gegeven karakter inwerkt. Saks' analyse en synthese van beide vindt in de internationale Marxistische litte* ratuur waarschijnlijk niet haar weerga.

En even groot is Saks in zijn studiën over den jongen Multatuli, eerst in Groot Nederland, een jaar geleden gebundeld verschenen, waarbij de „dogmatische" Marxist ons laat zien, dat Douwes Dekker's ontwikkeling slechts begrepen kan worden met de gecombineerde werkhypothesen van Heymans en Marx.

De moeilijkste studie, door Saks geschreven, is „de minderwaardig* heid der meerwaardetheorie", twaalf opstellen, over drie jaargangen van De Nieuwe Tijd verdeeld, 1905, 1906 en 1907. Het is een arbeid, waarover Wiedijk zelf het minst tevreden is geweest. Schrijver dezes

546