DE ZONDERLINGE BRUIDEGOM

natuurlijk: anderen voélen zich juist door 't geld van hun vrouw. Maar ik kreeg er iets afhankelijks door, dat ik nooit heelemaal te boven ben gekomen. En ik werd meer en meer de schaduw van de vrouw van meneer v. Brandelen. O, dat is niet zonder strijd gegaan, 't Heeft in me gezied, gekookt, gewoed! Er waren uren — je kan 't niet gelooven, Rijnstee, als je me zoo ziet zitten — dat ik bloed wou zien, dat ik mijn eigen vrouw kon.... (sluit even de oogen) Niet dat er geen liefde was. Die is er nog wel. Maar haar karakter, al weet ze dat zelf niet, eischt algeheele onderwerping. Er was geen keus. Eeuwigdurende strijd of.... 'k Moest dus wel, voor m'n rust, voor alles. En de eenige houding, die me in haar oogen nog redden kon, was te doen, alsof ik niets merkte van den druk, dien ze uitoefent, den schijn aan te nemen, dat ik was, die ik leek. En dat redde haar ook in haar eigen oogen, want ze heeft een heel hoog hart en ze zou de gedachte niet kunnen verdragen, dat ze van mij 'n pantoffelheld heeft gemaakt. Die comedie van me is eigenlijk 't eenige van 'n beetje waarde, dat ik in m'n verdere leven tot stand heb gebracht. — Ja, dat denk ik soms. Maar dan twijfel ik weer en ik vraag me af: had ik me niet moeten verzetten? Was 't ook voor haar niet goed geweest, als ze den man van de vrouw van meneer van Brandelen eens had leeren kennen? En toen kwam jij en je dèèd dat, dat mooie, dat groote, dat vrije! Wat ben ik vol van je geweest, dagen lang! En er werd iets in me wakker, dat me 'n onrust gaf en toch 'n soort van 'n begin van geluk! Ik zag verre mogelijkheden, 'n lichtend verschiet, waarnaar ik staarde. Het is tusschen haar en mij die dagen 'n paar maal tot een botsing gekomen en ik gaf niet dadelijk toe: de kracht daarvoor putte ik bij jou. Ja, Rijnstee, in jouw huis, dat maar onbewoond staat, alsof er zich nooit 'n dokter zal vestigen. Daar trok ik me terug in de kamer, waar jij eens werken zal of in de wachtkamer van de patiënten en ik verbeeldde me wat jij gedacht zou hebben als je gezeten had als ik. En ik voelde 'n moed in me, 'n moed.... O, ik weet niet, waartoe dat nog eens leiden zal!