DE ZONDERLINGE BRUIDEGOM

niet (weer kruiperig) O, meneer, hadt u mij dat maar

dadelijk gezegd! Natuurlijk, nu wordt de zaak geheel anders. Maar wie kon ook weten Mevrouw (zich

herstellend) mag ik u nog wel mijn gelukwenschen aanbieden? Pardon, dat ik u gederangeerd heb. Meneer, uw dienaar, mijn excuus voor dit misverstand. U kunt op mij blijven rekenen. Ik beveel mij zelfs minzaam aan. Mevrouw mejuffrouw (weet zelf niet, hoe hij de deur

uitkomt. In den fond af.)

16e tooneel. RIJNSTEE, HETTY.

HETTY (na een wederzijdsch zwijgen, zacht). Dat zijn geen prettige dingen voor je, hè?

RIJNSTEE. O, je hebt 't gehoord? (met 'n schouderophaal) Ach nee, maar enfin! — Je ziet, als je nog eens trouwplannen koestert, mag je wel wat beter informeeren.

HETTY (zacht, langzaam). Maar dat je dat gedaan hebt, voor mij en tegenover dat soort lui, zou toch 'n informatie zijn, die niet tegen je zou getuigen, (weer na een oogenblik, zacht) Ik vind 't ellendig voor je.

RIJNSTEE. Die dingen komen duizende keeren voor! Breek daar je hoofd niet over. — O, ja, ik moet weg. Hier is je brief.

HETTY. Heb je opeens zoo'n haast?

RIJNSTEE. Je mama....

HETTY (begrijpend). O!

RIJNSTEE. O, jij had haar nog niets gezegd?

HETTY (snel). Nee (op anderen toon) Hemel, al

trouwen we niet, daarom kunnen we toch wel goeie vrienden blijven? (met 'n lachje) Ja, eigenlijk misschien nog veel beter!

RIJNSTEE (eveneens met 'n lach). Ja, wat mij aangaat! Maar

17e tooneel.

DE VORIGEN. v. BRANDELEN, zijn VROUW en ELLA komen terug van links, daarna DE OBER.

4