DE ZONDERLINGE BRUIDEGOM

meneer, als u op 'm wachten wilt? Hij moet dadelijk hier zijn!

DRILLEMA (dankbaar). O, als u dat goed vindt?! v. BR. Natuurlijk. Gaat u zitten!

DRILLEMA. Nee, meneer, ik zit nooit. Ik loop, ik loop, ik loop. Want ze gaan me na, meneer, ze gaan me na. Za jagen me op. O! 't is vreeselijk!

v. BR. (ziet daar toch wel wat tegen op). Ja, zoudt u dan niet in de kamer hiernaast willen gaan, in de wachtkamer voor de patiënten? (met 'n glimlach). Dan is die meteen ingewijd!

DRILLEMA. O? Ja juist! Daar vind ik zelfs iets vereeren ds in!

v. BR. (beminnelijk). Daarom! (gaat 'm voor naar de deur rechts vóór) .En wie kan ik straks aan den professor zeggen, dat er is?

DRILLEMA. Drillema! B. Drillema. Er is ook 'n C. Drillemaa. Maar die spelt met twéé a's.

v. BR. (wil 'm wegwerken). Zoo zoo?

DRILLEMA (naar rechts gaand). Die woont in dezelfde straat als ik, meneer. Daar heb ik al 'n last van gehad met brieven. De post heeft tweemaal voor mij bij hem bezorgd. En ik geloof, dat hij nu weer 'n brief van me heeft. Als hij langs me loopt, lacht-ie zoo valsch. Wat moet ik daar tegen doen? Ja, als ik bewijzen had! Maar dat is juist 't moeilijke, dat is... . O, ze achtervolgen me zoo! (is nu bij de deur). O, dank u! Dus u wilt 't wel zeggen? Drillema. B. Drillema! (verdwijnt rechts vóór).

3e t o o n e e 1,

VAN BRANDELEN, alleen. (Hij blijft een oogenblik hoofdschuddend staan, kijkt dan op zijn horloge, loopt naar links, ziet door 't raam. Juist op 't punt weer plaats te nemen, op 'n stoel in 't midden, wordt er andermaal gescheld. Ha, nu kan 't niet missen! Hij verdwijnt in den fond. Het tooneel is opnieuw 'n oogenblik leeg).