	<p>
		DE ZONDERLINGE BRUIDEGOM	</p>
	<p>
		RIJNSTEE. Wat?	</p>
	<p>
		DRILLEMA (doorgaand). En die wachtte professor Duivendrigt. En die wachtte ik nu ook.	</p>
	<p>
		RIJNSTEE (verbaasd). M'n schoon- — meneer van Brandelen? Professor.... (krijgt opnieuw 'n schok bij 't zien van Duivendrigt, die aan de 2e deur rechts verschijnt). Ja, waarachtig!	</p>
	<p>
		DRILLEMA. Professor!	</p>
	<p>
		DUIVENDRIGT (hoogelijk verwonderd om de aanwezigheid van Rijnstee). Néé, nu wordt-ie in één woord schitterend! Hij ook al! De bruidegom!	</p>
	<p>
		RIJNSTEE (gepijnigd). Ach, noemt u me zóó alsjeblieft niet.	</p>
	<p>
		DUIVENDRIGT (met humor). Ja, jongmensch, u zult toch nog onder de geboden staan. — Wel, wel, zoo, zoo! — En ik heb hier 'n verrassing voor u.... uw schoonva.... enfin, u begrijpt me wel. En.... (vinger op de lippen) hier boven is 't ergste: schoonmama!	</p>
	<p>
		RIJNSTEE. Nee?	</p>
	<p>
		DUIVENDRIGT. Ja! allen bij elkaar — dat hebben jullie zeker afgesproken.	</p>
	<p>
		DRILLEMA (die nu toch wel eens aan de beurt wil komen). Ach, professor....	</p>
	<p>
		DUIVENDRIGT. Drillema, nog 'n oogenblik, jongen! Ga nog even in die kamer. En (vindt 't zelf grappig) rustig, hoor! Want er is hier 'n dame en als die kwaad wordt, nou, nou!	</p>
	<p>
		DRILLEMA (naar de wachtkamer gaand), 't Is maar over dien C. Drillema, ziet u, met 2 a's. Hij heeft....	</p>
	<p>
		DUIVENDRIGT (hem wegwerkend). Ja, ja, straks! (Drillema af, le deur rechts).	</p>
	<p>
		7e tooneel.	</p>
	<p>
		DUIVENDRIGT. RIJNSTEE.	</p>
	<p>
		DUIVENDRIGT (die hem in 't geheim heeft opgenomen, na een oogenblik, met moeilijk bedwongen humor). Ach ja, 't is waar, ik moet u nog altijd verslag uitbrengen van de	</p>
    <div id="page_citation" style="display:none;">Nederland jrg 80, 1928, no 12. Geraadpleegd op Delpher op 09-05-2024, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=dts:870007:mpeg21:0001</div>