DE ZONDERLINGE BRUIDEGOM

wijze, waarop ik mij van de eigenaardige opdracht, waarmee u mij belastte, heb gekweten. Wij hebben elkaar na

die blijde bruiloft niet meer ontmoet. Welnu, ik heb

de gemoederen zoo goed mogelijk bedaard, de eene helft

van de familie denkt dat u (wijst op z'n voorhoofd)

hè? doch de andere weet wel beter.

RIJNSTEE (eenvoudig). Ja, ik heb me schandelijk tegenover de familie gedragen.

DUIVENDRIGT (vergoelijkend). Ach, dat weet ik zooal niet. Oogenschijnlijk misschien wel, maar u moest toch eerlijk tegenover u zelf staan. Daar komt 't in de wereld ten slotte toch op aan. (weer na 'n oogenblik) O, en nu komt u zeker hier om weer aan den arbeid te gaan?

RIJNSTEE (moedeloos). Ach, nee, professor, ik kan geen rust vinden, ik denk bij oogenblikken heusch, dat ik niet geheel normaal ben.

DUIVENDRIGT. Nu gewóón was 't niet, wat je gedaan hebt. Dat men later eens wegloopt, na 'n jaar of wat. Maar

zóó gauw, vóór je nog goed en wel begonnen was Je had

hardlooper moeten worden! — Enfin, je hebt bereikt, wat je

wou. Je bent jezelf weer, je

RIJNSTEE. Nee, professor, dat oude komt niet meer terug. O, dacht u dat? Voor m'n gevoel was ik immers al getrouwd! Weken lang had ik me met de gedachte vertrouwd gemaakt, dat ik voortaan met Hetty ... (onderbreekt zich).Ik had afscheid genomen van m'n oude leven, van alles. En dacht u, dat dat je dan weer zoo makkelijk opnam? Je staat vreemd tegenover alles en iedereen en tegenover jezelf. Je bent niet meer, wie je vroeger was. Ach, je moet in 't leven nooit iets tweemaal willen. Dan valt 't tegen. Maar dat besef je meestal te laat.

DUIVENDRIGT (na 'n oogenblik, bedachtzaam). U hebt

— m'n nichtje — daarbuiten nog ontmoet vertelde m'n

schoonbroer me — niet waar?

RIJNSTEE (weer naar z'n hoofd grijpend). Ach ja, dat ook nog!

DUIVENDRIGT. Hm, hm! (er wordt gebeld. Na 'n oogenblik, met 'n blik op de 2e deur rechts). Ja, 't is misschien