10 OVER DE VOORTREFFELIJKHEID

de voortreffelijkheid van den vinter.

Dit onderwerp behandelende, is het niet zoo zeer onze bedoeling, om hetzelve in allen deszelfs wijden omvang te befchouwen, als wel eenige oogpunten te kiezen, uit welken men meer gundig dat jaargetijde zon kunnen befchouwen, en den winter in zijne waarde erkennen.

Twee bijzonderheden zullen ons daartoe diendig wezen.

Eerst namelijk zullen wij overwegen, hoe noodzakelijk de winter zij, en ten andere zullen wij zijne aangenaamheid befchouwen.

Eene onveranderlijke wet heeft de wijze Schepper der natuur vastgelfeld, dat alle ligchamen, die door zekere infpanning vermoeid kunnen worden, dan ook daarna ontfpanning, dat is rust, noodig hebben, om zich te hcrltelien en nieuwe krachten voor derzelver toekom digen arbeid te verzamelen. Dat gevoelt de mensch, dat gevoelt het dier, dat gevoelen zelfs de planten; vermoeid van den arbeid overdekt een donkere en dille nacht de halve wereld; de mensch legt zich neder op zijn gemakkelijk leger, en de zoete flaap verkoelt zijn bloed, door de verrigtingen van den dag verhit, en zijne ziel, van de befchouwing der voorwerpen, die van buiten aankomen, ontflagen zijnde, mag zich met het overfchot harer denkbeelden, gedurende den nacht, bezig houden, doch wordt, in een' gezonden daat, bij zulk eene geringe bewustheid en ontfpanning, minder vermoeid, wijl bet ligchaam hare dienden niet behoeft, * en aan haar ook zijne dienden weigert. De vogel zoekt des avonds het hol der hoornen op, om zijne vlugt te daken, em van zijn zwervend leven te rusten, terwijl de bloem haren geurigen kelk fluit, wanneer de zon verdwenen is. Allen herleven, wanneer het licht te voorfchijn komt, en fchijnen op nieuw geboren te wezen voor de taak, hun opgelegd.

Wat de nacht nu voor hun is, dat is ook de winter voor het aardrijk, eene verpoozing , namelijk, van deszelfs vermoeijenisfen , eene rust voor zijn' arbeid. Kenden wij alle krachten der natuur, gedoogde het deze vruchtbare moeder, dat wij haar, in hare geheime

ver--