DE wet DER JODEN. £5

Geenen boom mogen zij enten, noch zelfs de enten daarvan op hunnen grond bewaren.

Bijkans niemand laten zij onder hen armoede lijden. Indien een arme niet kan geholpen worden door dezulken van de ftad, alwaar hij woont, wendt hij zich tot de Rabbijnen, die hem een geteekend biljet geven, van dezen inhoud : ,, Toonder dezes is een braaf en verdienftelijk man; elk wordt gebeden, hem bij te ifaan." Door middel van dit biljet wordt de vertooner, overal daar Joden zijn, geholpen. Ook bevelen de Rabbijnen het oefenen van weldadigheid aan vreemde armen.

Thans fpreken de Joden de taal van 't land, alwaar zij wonen; de Rabbijnen zijn de eenigen, die bekwaam zijn, een gefprek in 't Hcbreeuy/sch te houden. De hoofdbezigheid der Joden is, de beoefening van hunne wetten, en 't is alleen om daarvan een vollediger verftand te bekomen, dat zij zich op eenige van onze wetenfchappen mogen toeleggen. Met een ander oogmerk daarvan werk te maken , zou hun zeer gevaarlijk dunken.

De Rabbijnen doen uïtfpraak over alle gefchillen, beflisfen omtrent al wat verboden of geoorloofd is, beoordeelen alle godsdienftige onderwerpen, bemoeijen zich ook met het burgerlijke. Zij zegenen het huwelijk in, regelen de echtfcheidingen, kastijden de ongehoorzamen, en doen hen zelfs in de ban. ,, De Rab55 bijnen, zegt wijders leo van Modena, ,, verbieden

den woeker; doch de Joden veroorlooven zich denzeiven, ingevolge de Schriftuurplaatfen."

De openbare Notarisfen hebben bij hen geen gezag, dan in zoo verre, in hoedanigheid van fchrijver, de Notaris voor een getuige geldt, die, van twee andere verzeld, door zijne tegenwoordigheid allerlei gefchriften doet van kracht zijn, 't zij het den koophandel, een' uiterften wil, huwelijk, echtfeheiding, of eenige andere zaken betreffe. Alle pleitgedingen, onder de Joden, worden door de Rabbijnen of goemannen afgedaan. De lijfftraffelijke misdadigen worden aan de Regering overgeleverd, onder wier gebied zij wonen.

Det gebruik van eene menigte visfehen, vogelen en dieren, die ons tot fpijze dienen, is hun verboden. Geene andere geregten mogen zij aanraken, dan die door joden zijn toebereid. Van het mes eens Christens zouB 5 den