VAN DEN C HRISTELIJKEN GODSDIENST." $?

IK. »

Neen adelhart! Ik bloos over mijne gevolgtrekkingen. Gewis, gelijk de zon de wellust, van al wat leeft, is, fchoon zich duizend ongevoeligen nooit door hare fchitterende ftralen , de liefde van god laten verkondigen; even zoo is de leer van jezüs de zaligheid voor geheel het menschdom; fchoon tallooze ongelukkigen die leer belijden, zonder immer hunne harten te verbeteren.

f i l e e t.

O, dat alle volken der aarde reeds Christenenwaren! en vrede met god, zoowel als den troost der gewisfe onfterfelijkheid, genoten!

adelhart.

God zal uwen wensch eens vervullen, fileet 1 veel, onbegrijpelijk veel, is reeds gefchied; Jinds achttien eeuwen is geheel Europa, op eenige weinige {treken na, vervuld met belijders van jezus leer; en fchoon zij niet allen zich met geheel hun hart en verflasd naar zijn Goddelijk voorbeeld vormden, tallooze fcharen leefden toch, gedurende den afloop dier eeuwen, als vrienden van god en menfchen, rijk in zuivere Godvrucht, zalig door het onwankelbaar vertrou. wen op jezus eeuwige broederliefde. Juichend gingert zij den dood te gemoet, en nu in de onzigtbare wereld deelen zij in jezus heerlijkheid. Alle Christenvolken hebben het affchuwelijkfte van hunne zeden afgelegd, allen offeren zij aan god hunne dankbare harten, en zoeken hunne liefde voor Hem en voor jezus, hunner Verlosfer, door goede , door heilbedoelende werken uit te drukken. Ook in al de overige werelddeelen hebben zich maatfchappijen van Christenen gevestigd, allen rigten zij, meer of min, hunne wetten naar het voorfchrift van algemeene liefde. Van pool tot pool weêrgalmt het waarachtig getuigenis, dat alle menfchen, zonder onderfcheid, kinderen zijn van hetzelfde huisgezin, en dat jezus , in wien de hoogde volmaaktheid der menfchelijke natuur, vol Goddelijke D 5 ma-