chinezen i egyptenaars en hebrsenv 65

grondregels Voor de regering. Deze fchriften werden van de priesters bewaard, en bij plegtige omgangen der Goden ter eere opgezongen* Het feest van osiris werd daardoor gevierd, dat vrouwen den lof van haren God» onder het geleide van eene fluit, bezongen. Andere plegtigheden, feesten en bcgrafenisfen waren ook nimmer zonder muzük. Bij dezelve bleef ook hunne muzijk bepaald. Vermakelijke feesten, fpelen en andere vrolijkheden, kende dat deftige en ernftige volk niet, en fchoon het dezelvé al gekend heeft, zoo vonden dezelve toch geenen ingang.

Hunne muzijk belfond, derhalve, in liederen ter bewaring der zeden, ter bekendmaking der grondregels van de regeringswijze, ter viering hunner geheimzinnige gebruiken , ter vereering der Goden; zij was met de dichtkunst vereenigd, en deze gezangen werden door fluiten en lieren vergezeld. Van den eenen kant was voor hun die kunst het fymbolike Van het geheelalj van den anderen kant vernederden zij dezelve tot zedelijke en ftaat» kundige oogmerken. Zij was eene plant, welker kiem uitfproot en zich begon te ontwikkelen, maar zij kwam nimmer tot volle rijpheid.

De lier, welke hermes uitvond, had drie Öiafelljj waardoor hij de jaargetijden der Egyptenaars, lente, zomer en Winter aanduidde. Osiris was de uitvindef Van eene fluit, die naar eenen koehoorn geleek, en onder het blazen tegen het regter oor werd gehouden;. Behalve deze vindt men ook mélding gemaakt Van trommels, waarmede zij fomtijds hunne gezangen Ver-

ezeuien, en op hunne obelisken en andere, nóg vOoranden zijnde, werken der bouwkunst ziet mpn nr>#

tegenwoordig de afbeeldingen van kundig gemaakte harpen, eolascionen en andere inftrumenten, doch welker naam en gebruik ons niet bekend zijn.

Zoo was en bleef de toeftand hunner muzijk tot den tijd toe, dat zij door vreemde volken té öndergebragï werden, en van hunne latere muzijk weten Wij VolftrekE niets.

Men kan, over het algemeen, geene doorgaande gefchiedenis der kunst, bij de meeste oude volken, Ver* vaardigen. Het gebrek aan berigten belet ons de gefchiedenis der künst, in hare wording of begin, naar te fporen, en noodzaakt ons, om het geheele tijdruim, dat een volk doorlöopen heeft, tot een vast punt t«

meng. 1807, no. 2. E \§.