op den vereerer van jezus christus, 103

beid en onberadenheid zondigden? Moet men derhalve niet reeds zeer vroeg en in het begin alle krachten in« ipannen, om dit langzaam werkend, maar zoo veel te gewisfer doodend, vergift tegen telwerken?

Het heeft nu althans geen bewijs meer noodig, dat zelfbeproeving, en nadenken over onszelven en over onze daden het zekerde middel zijn, om Hgtzinnig- en onberadenheid te verbannen, en dat hij, welke de zelfbeproeving wil vermijden, uit vrees, dat hij zijne fchijnbare gerustheid en bedriegelijke opgeruimd- en vrolijkheid zal verliezen, als_ een volflagen zot handelt

als een dwaas, die liever op eenen gevaarvollen

dwaalweg zijne oogen fluit, om het gevaar niet te be» fpeuren, dan dat hij met verdubbelde oplettendheid beproeve: of hij het gevaar vermijden en den regten weg wedervinden kan? ——

Niets is er, dat onzen voortgang in het goede meer ftremt en tegenhoudt, dan een al te groot vertrouwen op onszelven en overdrevene gedachten aangaande onze eigene waarde. Gewoon zijnde, om ons roet anderen zoo te vergelijken, dat wij op onze weègfchaal al ons waar en ingebeeld goed, met weglating of ten minde ontfchuldiging van al onze gebreken, leggen; en op de andere al de gekende of ingebeelde gebreken van onzen evennaasten, zonder het goede van hun, of dat, wat hunne gebreken verfchoonen konde, mede in aanmerking te nemen — zoo volgt van zelf, dat wij onze 1'chaal natuurlijk veel zwaarder vinden, en wij denken nu zeker, dat wij volmaakter zijn, dewijl wij gelooven, dat wij zeker, in vergelijking met die, veel beter zijn. Wij zijn dan juist gelijk aan de teekening, welke de Goddelijke jezus ons geeft, in zijne gelijkenisvan den trotfchen en zichzelven lievenden Pharifeër, en den boctvaardigen Tollenaar; wij zijn dan Pharife-

ers in ons hart. Door zelfbeproeving wordt de

llinddoek, die ons onze gebreken verbergt, weggerukt, zonder nogtans van den anderen kant ons onzen moed te ontnemen of te onderdrukken. Wij vinden dan, hoe veel er nog aan onze volmaaktheid ontbreekt, en worden befcheidener; wij worden ook gewaar, bij eene aanhoudende zelfbeproeving, dat wij vorderingen maken, dat wij volmaakter worden; juist dit, en reeds het bewustzijn, dat het ons met ernst om onze verbetering te doen is, dat wij op eene redelijke en ver« G 4 ftan-